10/03/2017 - 09u
Vannacht keurde de Kamer de hervorming van de wet van 1996 over de vrijwaring van het concurrentievermogen goed. Een gemiste kans, oordeelt de ACLVB.
De ACLVB blijft de wet van '96 betwisten en stelt dat er vrije loonsonderhandelingen moeten kunnen plaatsvinden in de sectoren en de bedrijven naargelang hun draagkracht. Daarnaast zijn er nog elementen die de Liberale Vakbond blijft betwisten:
- De ACLVB vraagt zich af of er eigenlijk sprake is van een historische loonkloof. Cijfers van 2014 laten zien dat de uurloonkost in België inderdaad hoger ligt, maar als daar de productiviteitscijfers naast gelegd worden, stellen we slechts een miniem verschil in uurloonkost vast. Bovendien werd bij de berekening van de loonkosten geen rekening gehouden met de loonsubsidies. Ter vergelijking: de loonsubsidies in België bedroegen in 2015 7,254 miljard euro, ofwel 4,67% van de loonmassa. Het gewogen gemiddelde percentage loonsubsidies in de drie buurlanden daarentegen bedroeg 0,50%.
- De ACLVB vindt het bijzonder wrang dat in dit debat de effecten van de taxshift, dus de lastenverlagingen, buiten beschouwing worden gelaten. Dat is niet in overeenstemming met de realiteit! De combinatie van de niet-aanrekening van de loonsubsidies enerzijds en de niet-aanrekening van de taxshift anderzijds zorgt ervoor dat er meer dan 6% verschil is tussen de effectieve loonkloof sinds 1996 en de fictieve loonkloof die gebruikt wordt in de hervormde wet van ‘96, ofwel 10 miljard euro vanaf 2020.
- De wet van '96 is de wet op de bevordering van de werkgelegenheid en de preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen. Bijzonder jammer dat in dit kader geen andere aspecten werden aangepakt. Zo had artikel 14 kunnen aangepast worden; in periodes waar dat nodig is, dienen immers ook andere inkomens gematigd te worden, temeer omdat sommige daarvan ook kosten vormen voor de bedrijven. Of de focus had meer kunnen gelegd worden op het aspect bevordering van de werkgelegenheid. Werkgevers genieten van de voordelen van deze wet, maar er staan geen verplichtingen tegenover. Meer investeringen in jobcreatie, maar bijvoorbeeld ook in opleiding, mobiliteit, maatregelen tegen stress en dergelijke meer, kunnen hier redelijkerwijs gevraagd worden.
Waarom ten slotte analoog aan de loonnorm ook niet een energienorm, een innovatienorm, een bindende opleidingsnorm, een publieke investeringsnorm vastleggen? Die elementen zijn volgens de ACLVB minstens even belangrijk voor het concurrentievermogen als de loonkosten.