Aanvullende pensioenen: één van de drie pijlers
Als we over pensioenen spreken, wordt nogal dikwijls gesproken over een eerste, tweede en derde pijler. Het aanvullend pensioen is de zogenaamde ‘tweede pijler’.
Wettelijke pensioenen, dus datgene dat we van de overheid kunnen verwachten na onze pensionering, vormen de eerste pijler. Kijk je over onze landsgrenzen heen, moeten we vaststellen dat onze wettelijke pensioenen evenwel het kneusje zijn van de Europese klas. Net daarom hebben de sociale partners (rond de decenniumwisseling), besloten om vol in te zetten op de aanvullende pensioenen. Je mag dit woord letterlijk nemen: het is een ‘aanvulling’ op de wettelijke pensioenen voor werknemers uit de privé-sector. Belangrijk te weten is dat een aanvullend pensioenen enkel kan opgebouwd worden in de relatie werkgever – werknemer. Je moet dus aan het werk zijn om een aanvullend pensioen op te bouwen. Net daarom is dit voor de vakbonden en het sociaal overleg zo belangrijk. Voor de volledigheid geven we nog mee dat de ‘derde pijler’, het individuele pensioensparen betreft. In de derde pijler komen sociale partners niet tussen.
Waar komt het op neer?
Je bouwt samen met je werkgever een aanvullend pensioen op tijdens de tewerkstelling met de bedoeling een aanvullend pensioen op het wettelijk pensioen uitbetaald te krijgen.
Dit kan onder diverse vormen gebeuren, als een éénmalige kapitaaluitkering of op verschillende tijdstippen onder de vorm van een rente.
Deze opbouw kan gebeuren op sectorniveau, waaronder het bedrijf van de werkgever valt of op vlak van de onderneming zelf. De invoering gebeurt via een pensioenplan. Dit plan houdt een aantal rechten en plichten in. Zo zal de werkgever bijdragen moeten storten die kunnen vastgelegd worden via loononderhandelingen op sector- of ondernemingsniveau eventueel aangevuld met persoonlijke bijdragen die op uw nettoloon worden ingehouden. De werkgever is vervolgens verplicht deze bijdragen over te maken aan een pensioeninstelling, een verzekeraar of een pensioenfonds.