In 2020 is het 100 jaar geleden dat de Belgische index der consumptieprijzen het levenslicht zag. Doorheen de tijd heeft de index, met de eraan gekoppelde indexering van lonen en uitkeringen, alvast zijn meerwaarde bewezen. Een gesprek met Maarten Boghaert, die namens de ACLVB deel uitmaakt van de Indexcommissie.
De consumptieprijsindex, kortweg de index of CPI, is het instrument bij uitstek om de prijsevolutie van de door de Belgische gezinnen geconsumeerde goederen en diensten te meten. Het was in 1920 dat het Belgische ministerie van Nijverheid, Arbeid en Bevoorrading voor de eerste keer een indexcijfer van kleinhandelsprijzen publiceerde. Geleidelijk aan werden in tal van beroepssectoren de lonen gekoppeld aan de evolutie van de index, nadien was dat ook het geval voor de aanpassing van de kinderbijslag, de pensioenen en nog later de werkloosheidsuitkeringen. Heel wat hervormingen verder kwamen we uiteindelijk tot het systeem dat we nu kennen. Daar weet Maarten Boghaert van de ACLVB-studiedienst alles van.
Hoe wordt de index berekend?
Maarten Boghaert: Ideaal zouden we alle prijzen van alle diensten en goederen in kaart moeten brengen, iets wat uiteraard niet mogelijk is. Daarom worden de belangrijkste goederen en diensten in rekening genomen, ook wel de ‘getuigen’ genoemd. Samen vormen ze de indexkorf. Momenteel zitten 671 getuigen in die korf, al ligt het eigenlijke aantal opgevolgde producten in praktijk veel hoger dankzij nieuwe technologieën zoals scannerdata. Die getuigen krijgen een representatief gewicht op basis van een Huishoudbudgetonderzoek, dat tweejaarlijks bij zo’n 6 000 Belgische gezinnen wordt georganiseerd.
Indexagenten noteren de prijzen van de getuigen in verschillende verkooppunten over heel België.
Daarnaast gebeurt het verzamelen en registreren van prijzen van bepaalde getuigen, denk bijvoorbeeld aan telecomdiensten en private huur, via een specifieke methodologie. De laatste jaren wordt ook gebruikgemaakt van scannerdata - het Belgische statistiekbureau Statbel sloot in dat verband een akkoord met 3 grote winkelketens om maandelijks alle kassagegevens te verkrijgen - en van webscraping, waarbij automatisch gegevens van het internet worden verzameld. Dat laatste is bijvoorbeeld het geval voor hotels, reizen, enz. Door die moderne methodes, goed voor ruim een kwart van de producten uit de indexkorf, is de nauwkeurigheid van de consumentenprijsindex aanzienlijk verbeterd.
Je bent namens de ACLVB actief in de Indexcommissie. Wat doet de Indexcommissie precies?
Maarten Boghaert: De Indexcommissie bestaat uit 21 leden, afkomstig van vakbonden en werknemersorganisaties en uit de academische wereld. We worden ondersteund door vertegenwoordigers van de FOD Economie. Telkens op de voorlaatste werkdag van de maand komen we in Brussel bijeen om de consumptieprijzenindex voor die maand te onderzoeken. Wanneer we geen bezwaar hebben bij de manier waarop die door de statistici werd berekend, keuren we het indexcijfer goed. Na de middag, wanneer de vergadering afgelopen is, wordt het dan officieel gepubliceerd.
Belangrijker nog is dat de Indexcommissie de jaarlijkse hervormingen aan de indexberekening van het begin tot het einde omkadert en opvolgt, en in dat verband ook concrete aanbevelingen formuleert. We geven advies en doen voorstellen tot onder meer de invoering van nieuwe getuigen en het schrappen van oude getuigen. Daarnaast is de Indexcommissie ook bevoegd voor het beoordelen van methodologische wijzigingen in de berekeningsmethodes, die doorgaans door de vertegenwoordigers van de FOD Economie worden uitgewerkt. Dat bundelen we in een jaarlijks advies aan de minister van Economie, die de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid heeft. En al hebben we als Indexcommissie slechts een adviserende bevoegdheid, toch zie je dat de minister van Economie de aanbevelingen uit de unanieme adviezen en de maandelijkse goedkeuring van de indexcijfers volgt.
Automatische loonindexering
België kent als een van de weinige landen ter wereld een systeem van automatische loonindexering: de lonen van het overgrote deel van de werknemers uit de privésector, de lonen van het overheidspersoneel en de sociale uitkeringen en pensioenen worden aangepast aan de evolutie van de consumptieprijzen. In de openbare sector is het indexeringsmechanisme bij wet vastgelegd. In de private sector krijgen de verschillende paritaire comités de vrijheid om hun methode voor loonindexering via een cao vast te leggen: ofwel op vaste, periodieke basis ofwel telkens wanneer de index met een bepaald percentage gestegen is.
Wat is het belang van die automatische loonindexering?
Maarten Boghaert: De automatische loonindexering levert een aantal zeer duidelijke voordelen! Ze biedt de garantie dat de koopkracht van de Belgen wordt gevrijwaard en we dus eenzelfde niveau van aankopen zullen kunnen blijven doen wanneer de prijzen van producten en diensten stijgen. Een belangrijke geruststelling toch?
Dankzij de automatische loonindexering blijft de particuliere consumptie - die toch goed is voor 50% van de bestedingen in de economie - beschermd, ook als er zich een economische crisis voordoet. Omgekeerd heeft de indexsprong van 2015, die iedere werknemer en sociaal verzekerde 2% aan koopkracht heeft gekost, er dan weer toe geleid dat de economische groei in België in de periode 2015-2017 gemiddeld 0,5% per jaar lager lag dan in de rest van de EU.
En dat is nog niet alles. De automatische loonindexering garandeert een gestage groei van de inkomsten in de personenbelasting en de sociale zekerheid. Ze zorgt ook voor stabiliteit en zekerheid voor de bedrijven; we zullen als vakbonden immers door het systeem minder snel met strenge looneisen komen aanzetten. Het faciliteert ook de loononderhandelingen in de ondernemingen en de sectoren. Kortom, het systeem zorgt voor meer sociale vrede.
Werkgevers worden door de automatische loonindexering op regelmatige basis verplicht de lonen te verhogen. Is dat niet nadelig voor het concurrentievermogen van ons land?
Maarten Boghaert: Neen, toch niet. Hoewel de wet van 1996, zeker sinds de hervorming, (te) veel restricties met zich meebrengt, zorgt ze er wel voor dat de indexeringen in rekening worden gebracht bij het vastleggen van de loonnorm. Het verschil tussen de verwachte indexeringen in België en de verwachte loonontwikkeling in de drie buurlanden bepaalt in belangrijke mate de maximale loonmarge. Maar ook zonder die indexeringen zouden werkgevers op het einde van de rit een gelijkaardige nominale loonsverhoging moeten toekennen. Alleen zou het bereiken van een akkoord veel moeilijker zijn, en bepaalde sectoren of werknemers zouden uit de boot vallen. Het te restrictieve kader van de wet van 1996 verhindert trouwens een ontsporing van de loonkosten.
Het feit dat de automatische loonindexering de koopkracht beschermt, zorgt bovendien voor een duurzame economische groei, in het bijzonder op de lokale markten. Dat is heel belangrijk voor de Belgische ondernemingen die zich hier moeten handhaven. De gestage toename van de overheidsinkomsten zorgt er tevens voor dat de overheid in staat is om voldoende te investeren in sociale zekerheid, publieke dienstverlening, subsidies aan ondernemingen, infrastructuur, … allemaal belangrijk voor een vlotte werking van de economie en dus voor het concurrentievermogen.
Weet alvast dat tot nog toe geen enkele wetenschappelijke studie aangetoond heeft dat de automatische loonindexering het concurrentievermogen van de Belgische ondernemingen zou aantasten! Integendeel, een studie van UCL uit 2013 heeft net aangetoond dat er op langere termijn geen negatieve impact kan vastgesteld worden.
Leidt de automatische loonindexering niet voor een snellere toename van de inflatie, doordat ondernemingen geneigd zouden zijn om hogere loonkosten direct door te rekenen in hun prijzen?
Maarten Boghaert: Neen, zo’n vaart loopt het niet. Het moment waarop de lonen worden geïndexeerd, verschilt van sector tot sector. Dus er is nooit sprake van één moment waarop alle lonen worden geïndexeerd en vervolgens worden doorgerekend in de prijzen. Bovendien wordt er geïndexeerd op basis van een afgevlakte index - het gemiddelde van de laatste 4 maanden - dus plotse prijsstijgingen worden afgevlakt. Overigens worden olieproducten, alcohol en tabak niet in rekening gebracht, dus een plotse stijging van de olieprijzen of accijnsverhogingen leiden niet tot een snellere toename van de inflatie.
100 jaar index, hulde aan de eeuweling?
Maarten Boghaert: Zeker weten. De Belgische index is een betrouwbaar gegeven, hij wordt zorgvuldig berekend en is de meest representatieve index ter wereld, onder meer door de constructieve bijdrage van de sociale partners bij de berekening ervan. Ook het huidig systeem van automatische loonindexering hoeft nog lang niet afgeschreven te worden!
100 jaar index in 10 kernpunten
Naar aanleiding van het 100-jarig bestaan van de index hebben de experten van de drie vakbonden die actief zijn in de Indexcommissie een brochure opgesteld.
Daarin leggen ze helder en beknopt uit wat de index precies inhoudt, hoe het indexmechanisme werkt en wat het belang is van de automatische loonindexering. Interessant!
De brochure ‘100 jaar index in 10 kernpunten’ (13 blz.), kan je hieronder downloaden.
Download
Download de brochure 100 jaar index in 10 kernpunten