Statbel heeft zonet de maandelijkse indexcijfers gepubliceerd. Met een inflatie van 1,35 % situeren we ons nagenoeg op de doelstelling van de Europese Centrale Bank van 2 %. Nadat we vorig jaar een historisch hoge inflatie kenden, lijkt de problematiek van de sterke prijsstijgingen definitief achter de rug. Bij de vele werknemers die op 1 januari een jaarlijkse indexering toegekend krijgen, zal het dit jaar een stuk minder zijn dan vorig jaar. De werknemers in PC 200 krijgen bijvoorbeeld een indexering van slechts 1,48 %. Hoe komt dat?
- De inflatie is effectief afgenomen tot ± 2 %. Wat is inflatie? Dat is de toename van het indexniveau van een maand tegenover dezelfde maand één jaar eerder. Dus hierbij speelt niet alleen het indexniveau (= het prijsniveau) van de betrokken maand een rol, maar ook het prijsniveau van diezelfde maand één jaar eerder. Zo bedroeg de inflatie in oktober 2023 slechts 0,36 %, niet toevallig was oktober 2022 de maand waarin met 12,27 % de inflatiepiek bereikt werd.
- De indexering van onze lonen gebeurt op basis van de afgevlakte gezondheidsindex. Dat betekent het voortschrijdend gemiddelde van de gezondheidsindex van de laatste vier maanden, dus de prijsstijgingen worden afgevlakt. En de gezondheidsindex houdt geen rekening met motorbrandstoffen, alcohol en tabak. Omwille van deze elementen, kan de eigenlijke indexering op 1 januari een stuk lager uitvallen dan de inflatie van december.
Als we naar de winkel gaan lijkt alles nog steeds een stuk duurder te zijn geworden, en ook allerhande vormen van dienstverlening worden naar ons gevoel steeds duurder. Hoe komt dat?
- De belangrijkste oorzaak is de energie-inflatie. Die bedroeg in december -26,46 % en leverde daarmee een negatieve bijdrage aan de totale inflatie van bijna 3,58 %. Als we energie buiten beschouwing laten, bedroeg de inflatie nog steeds 5,70 %. Dat cijfer sluit wellicht beter aan bij het gevoel van de meeste mensen.
- De energie-inflatie wordt bovendien al een heel jaar naar beneden toe beïnvloed door het effect van de federale energiemaatregelen. De doorwerking daarvan in de consumptieprijsindex doet de geregistreerde energie-inflatie dalen, voor de meeste werknemers zullen deze maatregelen op het einde van de rit zelfs een negatief netto-effect gecreëerd hebben door die doorwerking.
Wanneer we kijken naar de categorie die vandaag nog steeds de grootste impact uitoefent op de inflatie, is dat heel duidelijk de voeding. De voedingsinflatie bedraagt nog steeds 7,03 % en levert daarmee een bijdrage aan de totale inflatie van 1,36 %. In twee jaar tijd is voeding maar liefst 22,58 % duurder geworden, en ook het afgelopen jaar werd voeding nog 7,03 % duurder. Dat betekent dus een stuk meer dan de indexeringen die werknemers nu bijvoorbeeld op 1 januari krijgen, terwijl voeding een productcategorie is waarop niemand eigenlijk echt kan besparen. En al zeker niet in deze periode van de feestdagen en bijhorende familiebijeenkomsten.
De aanhoudende voedingsinflatie dreigt dus opnieuw een belangrijk koopkrachtverlies te veroorzaken. Door de veel te restrictieve wet van 1996 is er ook in 2024 nog steeds geen loonmarge bovenop de index. Een verhoging van de maaltijdcheques pakt dit koopkrachtprobleem aan.
Daarom vraagt de ACLVB om het (para)fiscaal vrijgestelde bedrag van de werkgeversbijdrage voor de maaltijdcheque (het populairste extralegale voordeel) met € 2 te verhogen. Dit bedrag werd op 1 januari 2016 het laatst verhoogd naar € 6,91, terwijl de prijzen van de productcategorie voeding en niet-alcoholische drank met 35,34 % gestegen zijn tussen december 2015 en december 2023. Een verhoging met € 2 van € 6,91 naar € 8,91 zou ervoor zorgen dat werknemers maaltijdcheques van maximaal € 10 per gewerkte dag zouden kunnen krijgen.