Een eerlijk fiscaal beleid, waarbij de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen en misbruik wordt bestreden
Op deze pagina:
De maatregelen die de overheden vandaag nemen om de effecten van sociale en economische crisis te beperken, lijken op dit moment gerechtvaardigd. Steun aan mensen die tijdelijk werkloos worden, staatssteun aan kmo’s en bedrijven in nood enz. zijn verantwoord, in de hoop grote structurele schade aan de economie te voorkomen. Net zoals alle werknemers en burgers hiervoor bijdragen via de betaling van de personenbelasting, lijkt het ons echter niet meer dan billijk dat ook staatssteun aan bedrijven gekoppeld wordt aan fiscale voorwaarden.
Dat de begroting diep in het rood gaat, staat buiten kijf. Op langere termijn hoeft dit echter niet problematisch te zijn, aangezien de verhoogde uitgaven tijdelijk van aard zijn. Zolang de (beperkte) groei hoger ligt dan de rente op de overheidsschuld, zal de schuld over de decennia heen worden uitgevlakt. De rente zal wellicht laag blijven de volgende jaren. Er is dus geen reden om als gevolg van de coronacrisis de belastingen onmiddellijk te verhogen. Dit neemt niet weg dat nagedacht moet worden over een eerlijkere, herverdelende fiscaliteit.
Maar ook voor het uitbreken van de coronacrisis ging het al niet zo goed met de Belgische overheidsfinanciën. Een nieuwe besparingsronde om de factuur van de fiscale hervormingen van de regering Michel te financieren stond al voor de deur. Het kan niet de bedoeling zijn dat opnieuw de werknemers en de uitkeringsgerechtigden deze factuur betalen. Vandaag is er meer dan ooit nood aan een eerlijk fiscaal beleid waarbij de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen en de koopkracht van de werknemers en sociaal verzekerden wordt versterkt. Alleen op die manier zal het mogelijk zijn om te herstellen van deze crisis en bijgevolg ook de overheidsfinanciën te vrijwaren.
Voor de ACLVB is het belangrijk dat er verschillende beleidsmaatregelen worden genomen op korte termijn maar ook dat de reeds lang sluimerende fiscale en financiële pijnpunten op nationaal, Europees en internationaal vlak dringend worden aangepakt. Daarnaast, en in het verlengde hiervan, dient er ook werk gemaakt te worden van een bestrijding van belastingontwijking en belastingontduiking.
Financiële steunmaatregelen ondernemingen koppelen aan bepaalde voorwaarden
De ACLVB is voorstander van het koppelen van fiscale voorwaarden aan overheidssteun die in het kader van de coronacrisis wordt gegeven. Bedrijven die belastingen ontwijken en zo geen eerlijke bijdrage leveren aan de maatschappij, mogen niet rekenen op maatschappelijke solidariteit.
De ACLVB wil de steunmaatregelen aan bedrijven koppelen aan volgende voorwaarden:
- Geen banden hebben met fiscale belastingparadijzen tenzij reële economische activiteiten kunnen worden aangetoond;
- Het niet uitkeren van dividenden;
- Geen doorvoering van een kapitaalvermindering;
- Geen inkoop van eigen aandelen.
De ACLVB vraagt dat bovenstaande voorwaarden ook toegepast zullen worden op alle vormen van overheidssteun die later nog aangekondigd zullen worden. Bovendien moet ook rekening kunnen gehouden worden met sociale en milieu-gerelateerde maatregelen.
De ACLVB vraagt een publieke land-per-land-rapportering om meer fiscale transparantie te creëren. Vandaag moeten multinationale ondernemingen reeds een landenrapport opstellen met bepaalde informatie over de globale verdeling van de inkomsten en belastingen per groep maar deze info is niet publiek beschikbaar en dus niet controleerbaar. De openbaarheid van rapporten zal bijdragen tot de vereiste transparantie. Dit geldt niet enkel voor bedrijven, die als gevolg van de coronacrisis staatssteun vragen, maar bij uitbreiding een publieke rapportering voor alle ondernemingen ook na het coronatijdperk.
Aanpak van sluimerende fiscale en financiële pijnpunten
Aanpak op nationaal niveau
De ACLVB vraagt dat een Progressieve Dual Income Tax wordt ingevoerd. Volgens de PDIT worden de inkomsten uit arbeid en de inkomsten uit vermogen afzonderlijk belast. De progressieve tarieven op arbeid blijven behouden en er komen minder hoge progressieve tarieven op de inkomsten uit vermogen. Dit systeem laat toe om alle vormen van inkomsten uit vermogen te belasten op eenzelfde en progressieve manier. Dit gaat om de inkomsten die tegenwoordig zijn onderworpen aan een roerende voorheffing van 30 % (dividenden en inkomsten uit obligaties), inkomsten uit royalty’s en patenten, derivaten maar ook meerwaarden op aandelen, aandelenfondsen en ook de reële huurinkomsten.
Volgens berekeningen van de ACLVB levert dit een totale meeropbrengst op van 3,538 miljard euro.
Basisprincipes
Vertrekpunt is het basisprincipe van de klassieke dual income tax maar met toevoeging van een ander belangrijk basisprincipe:
- Klassiek basisprincipe: inkomens uit arbeid en inkomens uit vermogen afzonderlijk belasten, met één systeem voor die uit arbeid en één systeem voor die uit vermogen.
- Bijkomend basisprincipe: ook bij de inkomens uit vermogen worden progressieve tarieven gehanteerd, maar minder hoge en uiteenlopende dan bij arbeid. Op die manier worden inkomsten uit arbeid en vermogen volgens hetzelfde principe, maar niet samen belast.
De bedoeling is om via het luik inkomens uit vermogen meerinkomsten te genereren en deze vervolgens te gebruiken om te sleutelen aan de belastingschijven in de huidige personenbelasting,. Hierdoor wordt het Belgische fiscaal systeem evenwichtiger en kan de belastingdruk op arbeid verlaagd worden.
Wat wordt opgenomen in het vermogensluik:
- Alles wat vandaag reeds onder de roerende voorheffing (30% en lagere tarieven) valt: dividenden, inkomsten uit obligaties, inkomsten uit kasbons, …;
- De inkomsten uit royalty’s en patenten;
- Meerwaarden op de verkoop van aandelen, aandelenfondsen en obligatiefondsen;
- Reële huurinkomsten;
- Derivaten.
Om het systeem niet onnodig complex te maken en ervoor te zorgen dat het op korte termijn uitvoerbaar is, worden enkel financiële activa belast. Ook pensioenfondsen worden vrijgesteld van belasting.
De verdeling van de schijven is als volgt, gebaseerd op de verdeling van de financiële vermogens in België:
- Schijf 25%: schijf 0 –15% van de totale pot inkomsten uit vermogen
- Schijf 30%: schijf 16 – 45% van de totale pot inkomsten uit vermogen
- Schijf 35%: schijf 46 –60% van de totale pot inkomsten uit vermogen
- Schijf 40%: schijf 61 –100% van de totale pot inkomsten uit vermogen
Voor intrestinkomsten uit spaarboekjes blijft het tarief van 15 % gelden en ook meerwaarden op de verkoop van aandelen van kleine ondernemingen valt onder dit tarief. De vrijstelling op de eerste 990 euro intrestinkomsten uit spaarboekjes wordt uitgebreid naar een algemene vrijstelling van 990 euro.
Inkomstenzijde
De nieuwe manier van belasten alsook het belasten van bepaalde financiële activa die vandaag niet belast worden zorgen voor een aanzienlijke meeropbrengst:[1]
- Meeropbrengst progressieve roerende voorheffing: 632,8 miljoen euro
- Meerwaardebelasting van 15 % voor aandelen kleine ondernemingen: 459,56 miljoen euro
- Progressieve meerwaardebelasting aandelen grote ondernemingen: 2.207,11 miljoen euro
- Progressieve belasting reële huurinkomsten: 631,04 miljoen euro
(Aftrek algemene vrijstelling kost 265,84 miljoen euro aan inkomsten)
Totale meeropbrengst: € 3.664,67 miljoen
Uitgavenzijde
Het vrijgekomen budget zou hoofdzakelijk gebruikt worden om de belastingdruk in de personenbelasting te verlagen, zodat elke werknemer en sociaal verzekerde netto meer overhoudt:
- Verbreding van de inkomensschijf van 40 % met € 6.000: levert voor 51 % van alle belastingplichtigen een maximaal voordeel van 300 euro op.
Kostprijs: € 834,20 miljoen
- Verbreding belastingvrije soms tot € 10.926 (= niveau leefloon in aj. 2020) zou elke belastingplichtige (ook sociaal verzekerden) een maximaal voordeel van € 516,50 op jaarbasis opleveren.
Kostprijs: € 2,748 miljard
- Buffer van € 82,47 miljoen voor tegenvallende inkomsten
⇒ Maximaal voordeel van € 816,50 per jaar ofwel € 68 netto per maand
Aanpak op Europees en internationaal niveau
De ACLVB vraagt een gecoördineerde aanpak om de tekortkomingen van de vennootschapsfiscaliteit aan te pakken.
De uitdagingen en tekortkomingen bij de vennootschapsfiscaliteit kunnen niet enkel meer op nationaal vlak aangepakt worden. Hoewel er ook op OESO-niveau besprekingen bezig zijn, is er nood aan een gecoördineerde Europese aanpak. Dit moet het mogelijk maken om de problematiek van belastingontwijking door multinationale ondernemingen te bestrijden en op die manier de inkomsten uit de vennootschapsbelasting te vergroten. De ACLVB schuift volgende maatregelen naar voren die het systeem rechtvaardiger zouden kunnen maken.
-
De ACLVB vraagt een ruimere invoering van een CCCTB (Commun Consolidated Tax Base) op alle ondernemingen die een vestiging hebben in meer dan één lidstaat (en niet zoals de Europese Commissie voorstelt voor ondernemingen met een minimale omzet van 750 miljoen euro).
De CCCTB is gebaseerd op een verdeelsleutelmechanisme. De CCCTB zorgt voor een geharmoniseerde grondslag binnen de EU. Dit zou impliceren dat alle lidstaten van de EU eenzelfde systeem toepassen om de belastbare basis te hanteren, en alle vestigingen zouden samen beschouwd worden als één fiscale entiteit. Alle belastbare winst zou gezamenlijk berekend worden. De winst van het concern wordt verdeeld over de landen van de EU door middel van vastgestelde verdeelsleutels, op basis van de vaste materiële activa, tewerkstelling, verkoop en omzet.
Internationaal onderzoek geeft aan dat OESO-lidstaten belastinginkomsten mislopen ten belope van 1 % van het BBP als gevolg van belastingontwijking door multinationals. Het vastleggen van een gezamenlijke belastbare basis zou al een deel van het probleem kunnen bestrijden. In een voorzichtig scenario (ondernemingen zullen steeds blijven proberen belastingen te ontwijken of te ontduiken) kan er vanuit gegaan worden dat de opbrengst minstens 0,5 % van het BBP zou bedragen. Omgerekend voor België zou dit neerkomen op een opbrengst van minstens 2,368 miljard euro (BBP van België in 2019 bedroeg 473,638 miljard euro). -
De ACLVB vraagt een specifieke regeling voor digitale ondernemingen waarbij de winst van de digitale spelers wordt belast op basis van winst en aantal klanten in een land, ook al heeft de onderneming geen fysieke aanwezigheid in het land van kwestie.
In een ideale situatie wordt deze regeling geïntegreerd in het kader van de CCCTB (zie hierboven). De definitie van digitale onderneming wordt ruim geïnterpreteerd (onlineplatformen, marketingbedrijven, streamingdiensten e.d.). De Europese Commissie stelt als grens volgende ondernemingen voor: een omzet van minstens 7 miljoen euro, 100.000 gebruikers en 3.000 contracten. -
De ACLVB vraagt de invoering van een digital services tax op EU-niveau, in afwachting van een coherente oplossing zoals de CCCTB. De belasting zou van toepassing zijn op vennootschappen die jaarlijks een totaal bedrag aan wereldwijde inkomsten hebben die hoger is dan 750 miljoen euro en waarvan het totale bedrag aan jaarlijkse inkomsten verworven uit digitale diensten binnen de EU hoger is dan 50 miljoen euro. Het tarief bedraagt 3 %. De opbrengst op EU-niveau zou 5 miljard euro bedragen op basis van deze grensbedragen.
De ACLVB pleit voor lagere grensbedragen, namelijk 250 miljoen euro wereldwijde omzet waarvan 20 miljoen in de EU. Met toepassing van deze lagere grensbedragen kan er vanuit gegaan worden dat de opbrengst 50 % hoger zou liggen en dus 7,5 miljard euro zou bedragen op EU-niveau. Vertaald naar België – met een aandeel van 3,4 % in het BBP van de EU – zou de digital services tax een opbrengst van 255 miljoen euro genereren. -
De ACLVB vraagt een minimum Europees belastingtarief voor grote ondernemingen.
Een gemeenschappelijke manier van belasten impliceert nog niet dat er een einde komt aan de race to the bottom. Wanneer fiscale achterpoortjes voor belastingontwijking worden gesloten door de invoering van een CCCTB, zouden lidstaten kunnen concurreren op basis van de tarieven van vennootschapsbelasting. Daarom is het noodzakelijk om een gezamenlijk minimumtarief in te voeren voor grote ondernemingen.
De ACLVB stelt een minimumtarief van 25 % voor, dat nog kan verhoogd worden door individuele lidstaten indien gewenst. Op die manier zullen landen enkel nog kunnen concurreren op basis van structurele aspecten van het concurrentievermogen zoals de kwaliteit van de publieke infrastructuur en het opleidingsniveau van de beschikbare werknemers.
De ACLVB vraagt de invoering van een financiële transactietaks. Met zo’n taks zou er een heffing worden ingevoerd op transacties van aandelen, obligaties, derivaten en andere financiële producten. Dit zou niet alleen voor welgekomen belastinginkomsten zorgen, het zou ook speculatie moeten tegengaan en een disciplinerende werking op de financiële sector hebben, wat de reële economie ten goede zou komen.
De totale opbrengst van een FTT zou voor de betrokken landen samen naar schatting 22 miljard euro opleveren, voor België alleen zou dit al om 1,6 miljard euro gaan.
Bestrijden van fiscale fraude en belastingontwijking
Nu de overheid de ondernemingen en zelfstandigen massaal (financieel) ondersteunt, is het meer dan ooit billijk en rechtvaardig dat de fiscale fraude met alle middelen en zo kordaat mogelijk bestreden wordt.
De ACLVB vraagt dat de regering volop inzet op het bestrijden van fiscale fraude. Naast een proactieve houding op Europees en internationaal niveau, moeten ook op nationaal niveau alle fiscale achterpoortjes in de wetgeving worden gedicht. Bovendien moet er sterk geïnvesteerd worden in bijkomend personeel en werkingsmiddelen voor de belastingadministratie, zodat men eindelijk werk kan maken van het opsporen en bestrijden van grootschalige fiscale fraude. Dit moet mogelijk zijn zonder gebruik te moeten maken van fiscale regularisatie en afkoopwetten.
De ACLVB vraagt de afschaffing van de permanente fiscale regularisatie en de afkoopwet. Fiscale amnestie is niet alleen onethisch maar ook sociaal onaanvaardbaar. De personen die kunnen profiteren van dit systeem zijn net de hoge inkomenscategorieën die de grootste belastingfraude plegen.
[1] Aangezien de economische impact van de coronacrisis een belangrijke negatieve impact uitoefent op de aandelenmarkten, wordt er in het kader van deze berekening een inschatting gemaakt op basis van de gemiddelde jaarlijkse waardestijging van aandelenportefeuilles en beleggingsfondsen sinds 2008. Op die manier wordt de sterk negatieve impact van de financiële crisis van 2008 en het nadien volgende herstel meegenomen in de resultaten en is er bijgevolg sprake van een realistische inschatting van de potentiële opbrengsten. Wanneer de fiscale hervorming op kruissnelheid zou zijn, zullen de aandelenmarkten zich normaal gezien ook al voldoende hersteld moeten hebben.