Het gemeenschappelijk vakbondsfront en vrouwenorganisaties vrezen dat minister Bacquelaine in het kader van de begrotingscontrole een aantal belangrijke ingrepen in de pensioenen zal voorstellen. De minister liet de voorbije weken al in zijn kaarten kijken. De beproefde salamitactiek. Wie de puzzelstukken samenlegt en analyseert, kan niet anders dan besluiten dat zijn plannen de toekomstige gepensioneerden zwaar zullen treffen. En vrouwen extra hard.
Afbouw gelijkstellingen
Vandaag tellen alle periodes van ziekte, werkloosheid, brugpensioen bijna volledig mee voor de berekening van je loopbaan en het bedrag van je pensioen. De minister van Pensioenen wil snoeien in de gelijkstelde periodes. Hij heeft al duidelijk aangegeven de gelijkstellingen voor SWT te willen aanpakken. Mogelijks komen alle werkloosheidsperiodes in het vizier. Dit zou een bloedbad voor de (laagste) pensioenen zijn. De helft van de loopbaan van arbeidsters bijvoorbeeld, bestaat uit gelijkgestelde periodes. Gaan we kijken naar hoe de gelijkgestelde periodes precies verdeeld zijn, dan zien we onmiddellijk de impact van het beperken van gelijkgestelde periodes. Van alle gelijkstellingen bij vrouwen op 2 jaar voor hun pensioen is de helft werkloosheid, 20 % ZIV, 21 % brugpensioen. Slechts 6 % is loopbaanonderbreking. Bij mannen is 28 % werkloosheid, 19 % ZIV en 48% brugpensioen. Ook de Expertencommissie heeft uitdrukkelijk afstand genomen van voorstellen om de gelijkgestelde periodes in te perken voor werkloosheid en ziekte, maar van dit advies trekt de bevoegde minister zich niets aan en pikt uit het rapport alleen wat hem goed uitkomt.
Minder recht op minimumpensioen
In de voorbije jaren zijn beschermende maatregelen voor een atypische of korte loopbaan ingevoerd. Deze moesten vooral tegemoet komen aan vrouwen die met zulke loopbanen het meest geconfronteerd zijn. Maar door de flexibilisering van de arbeidsmarkt is het ook voor veel mannen vandaag niet meer mogelijk om volledige voltijdse loopbanen te presteren.
Werknemers die 15 jaar 1/3’de gewerkt hebben of gelijkgestelde periode hebben, kregen daardoor (proportioneel) recht op het bedrag van het minimumpensioen. Hierdoor, en door de welvaartsaanpassingen die door de sociale gesprekspartners onderhandeld werden, daalde de armoede bij de gepensioneerden van 24% naar 14%, het gemiddelde van de bevolking.
Minister Baquelaine verklaarde in de pers dat het minimumpensioen alleen nog zou toegekend worden aan wie effectief een equivalent van 20 voltijdse jaren gewerkt heeft. Verder zou het minimumpensioen alleen blijven bestaan voor wie 30 jaar 2/3’de gewerkt heeft of gelijkgestelde periode heeft.
Bovendien wil hij dat in de toekomst de welvaartsaanpassingen gericht worden op de minimumpensioenen met 45 jaar loopbaan. Hierdoor wordt 90% van de vrouwen uitgesloten van verdere verbeteringen.
Verhogen van de hoogste pensioenen
De minister van Pensioenen verklaarde dat hij de hoogste pensioenen wil verhogen op een “budget neutrale manier”. Voordien hebben de sociale gesprekspartners in het kader van de welvaartsenveloppe de plafonds geherwaardeerd, maar er ook altijd voor gezorgd dat de lagere pensioenen aan bod kwamen.
Het verhogen van het berekeningsplafond is een positieve maatregel die noodzakelijk is om het verzekeringsprincipe in je pensioenstelsel te bewaren. Maar dit mag niet gebeuren door de te besparen op de laagste pensioenen, met name door te hakken in de gelijkgestelde periodes en in de minimumpensioenen (“budget neutraal”).
De discussie over een sterker verzekeringsprincipe gaat samen met de discussie over een betere solidariteit. Deze principes gaan hand in hand, wat de altijd de sterkte van ons model is geweest.
Vakbonden en vrouwenorganisaties roepen op om:
- De hervormingen in de pensioen echt te bespreken in de bevoegde instanties, zoals het beheerscomité van de Rijksdienst Voor Pensioenen en met respect voor de rol van het nationaal pensioencomité.
- De periodes van werkloosheid, SWT en zorg volledig mee te tellen voor het pensioen, zowel voor de toegangsvoorwaarde als de berekeningsvoorwaarde.
- Een impactanalyse een armoede- en een gendertoets uit te voeren bij elke beslissing over pensioenen. En om het advies van de Raad van Gelijke kansen voor vrouwen en mannen te vragen om na te gaan of er geen sprake is van discriminatie.
- De discriminaties op de arbeidsmarkt en loopbaan niet nog te versterken in de pensioenreglementering. De toegang tot het (vervroegd) pensioen niet onredelijk te verhogen en rekening te houden met de gemiddeld kortere loopbanen van de vrouwen.
- De verbeteringen voor de pensioenen en de minima nu en in de toekomst niet te beperken tot wie een lange loopbaan heeft of – erger nog – 45 jaar loopbaan. De laagste pensioenen en de grootste armoede vinden we immers juist terug bij de kortere loopbanen.
-
De wettelijke pensioenen te versterken en hiertoe meer financiële bronnen en middelen te voorzien voor de sociale zekerheid.