Het debat rond overheidsinvesteringen komt de laatste weken meer en meer opzetten, in een context van lage economische groei, verouderde infrastructuur en strenge besparingsrondes. Het niveau van overheidsinvesteringen in België bevindt zich op een historisch laag niveau, en dekken nauwelijks de vereisten om de bestaande infrastructuur te onderhouden. Wanneer het gemiddelde van de laatste twee decennia wordt bekeken, scoort enkel Duitsland nog slechter binnen de EU. Nochtans zijn er grote noden in België: de autosnelwegen worden geteisterd door enorme files, vertragingen op de spoorwegen zijn schering en inslag, scholen zijn verouderd, er is een tekort aan duurzame energie-infrastructuur, … Toch besteedt België op een totaal overheidsbeslag van 52,8 % van het BBP slechts 4 % daarvan (2,3 % van het BBP) aan overheidsinvesteringen.
Dit heeft als gevolg dat niet alleen de gebruikers van infrastructuur grote problemen ondervinden, het zorgt er ook voor dat de productiviteit en dus ook het groeipotentieel van de economie stelselmatig afneemt. Nochtans is de publieke infrastructuur in België en de dichtheid ervan samen met onze geografische ligging een van de belangrijkste sterktes van ons concurrentievermogen. Indien er niet snel meer investeringen worden uitgevoerd, dreigt deze sterkte verder af te zwakken, wat ongetwijfeld economische en sociale gevolgen met zich zou meebrengen.
Uit een studie van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) blijkt dat productieve overheidsinvesteringen de economie zowel op korte als op lange termijn sterk kunnen stimuleren. Een investering van 1 % van het BBP brengt voor landen als België op één jaar tijd al 0,4 % extra economische groei met zich mee en op vier jaar tijd zelfs 1,5 %. Dit is alleen maar het directe effect, op lange termijn zorgen ook indirecte effecten voor een economische verbetering dankzij de toegenomen productiviteit die overheidsinvesteringen met zich meebrengen. Hoewel overheidsinvesteringen aanvankelijk met wat meer schulden moeten gefinancierd worden, worden deze weggewerkt en daalt de staatsschuld (uitgedrukt als % van het BBP) zelfs dankzij de toegenomen economische groei.
Problematisch is echter het feit dat de regering Michel lijkt vast te houden aan de strikte begrotingsdoelstellingen. De aankomende begrotingsoefening dreigt opnieuw zware besparingen met zich mee te brengen, wat de beperkte economische groei verder zal doen vertragen. De regering zou tijdens deze oefening tegelijkertijd een meer sociaal rechtvaardigere koers moeten varen op het vlak van de fiscaliteit en sociaal-economische hervormingen én het nodige initiatief tonen om de meerwaarde van bijkomende overheidsinvesteringen voor ons land naar Europa toe te verdedigen. Zo zou de regering op z’n minst kunnen proberen om de Europese Commissie ertoe aan te zetten om een uitzondering toe te laten, door erop te duiden dat het gaat om productieve investeringen en dat men de begrotingsdoelstellingen voor het overige respecteert.
In dat kader zou België ook een voortrekkersrol moeten spelen in Europa door ervoor te pleiten dat lidstaten in de toekomst ook officieel de toestemming krijgen om productieve investeringen onder bepaalde voorwaarden (zoals een goedkeuring door de Europese Commissie) niet in rekening te brengen bij het berekenen van het structureel begrotingssaldo.
Geld lenen is vandaag zo goed als gratis. Daarom de boodschap aan de regering Michel: maak hier gebruik van door een echt investeringsbeleid op poten te zetten. Beperk jullie niet tot contraproductieve besparingen die de economische groei en dus ook de belastinginkomsten verder doen dalen. Investeringen zorgen voor economische groei, en economische groei vermindert het begrotingstekort en de staatschuld.