Begin deze zomer- voor zij die het zich nog herinneren – klaagden wij over het feit dat de Ministerraad eenzijdig had beslist om vanaf 1 januari 2017 de jaarlijkse grens van 50 dagen studentenarbeid om te zetten in een krediet van 475 uren.
Wij betreurden dat de regering deze beslissing genomen had zonder zelfs te wachten op een advies van de sociale partners, die op dat moment hierover aan het onderhandelen waren.
Dit onderhandelingsproces is ondertussen afgesloten in de Nationale Arbeidsraad. Bij gebreke van een akkoord, hebben de sociale partners gekozen om elk hun eigen positie over deze omzetting te vertalen in dit advies.
Een positief advies geven over ontwerpteksten bleek zeer moeilijk te zijn om verschillende redenen. De grootste knelpunten voor ons waren ten eerste het gebrek aan respect voor het sociaal overleg gedurende het hele onderhandelingsproces. Ten tweede het feit dat dergelijke omzetting in uren volgens ons niet nodig was (in 2015 hebben studenten gemiddeld 23 dagen gewerkt, dus ver onder de grens van 50 dagen). Ten derde hebben we gewezen op een gebrek aan controle tegen elke vorm van misbruik ten aanzien van de studenten. Ten vierde brengt de herprogrammering van het programma “student@work” een niet te onderschatten kostprijs met zich mee (ongeveer € 1 miljoen!). Onze laatste bezorgdheid was ten slotte nog de meest belangrijke: de vrees voor een verdringingseffect ten aanzien van minder geschoolde arbeidskrachten op de reguliere arbeidsmarkt met de invoering van deze ultra-flexibele en goedkope arbeidskrachten.
Voor de ACLVB is het onaanvaardbaar dat studenten worden herleid tot goedkope werkkrachten die men op elk moment van de dag ‘even’ kan laten komen werken. Het is bovendien voor ons eveneens onaanvaardbaar dat er een deloyale concurrentie zou kunnen ontstaan tussen jobstudenten en reguliere arbeidskrachten die daardoor in de moeilijkheden zouden kunnen komen.