Onze sociale zekerheid, essentiële buffer
Op deze pagina:
Onze sociale zekerheid : eens te meer buffer en redder
Deze corona – crisis heeft nog maar eens aangetoond dat onze sociale zekerheid zijn rol speelt als buffer tegen inkomen– en banenverlies. Helaas, maar gelukkig, heeft ze via onze gezondheidzorg haar noodzakelijkheid aangetoond.
De mensen stellen dit nu meer dan ooit zelf vast : iedereen kent wel iemand in zijn naaste omgeving die beroep doet op tijdelijke werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, de gezondheidszorgen of het corona – tijdskrediet.
Ook werkgevers moeten toegeven dat de maatregelen van tijdelijke werkloosheid hun redding zijn.
De sociale zekerheid, zoals zij vandaag bestaat, heeft opnieuw zijn rol aangetoond als stabilisator voor onze economie.
Het belang van de sociale zekerheid moet nu meer dan ooit aan de mensen worden uitgelegd. Het is immers belangrijk dat voor een adequate sociale zekerheid voldoende draagvlak aanwezig is. Het beleid van de voorbije jaren zorgde er echter voor dat deze draagkracht afneemt.
Besparingen op uitkeringen, beperken van rechten, afkalven van het verzekeringsprincipe, perceptie creëren dat de sociale zekerheid er is voor profitariaat, enz hebben hiertoe bijgedragen.
Net tijdens de corona – crisis liep de regering zelf aan tegen de te hoge muur van hun besparingsbeleid. Zo was er bijvoorbeeld ineens het besef dat vroegere beslissingen moesten worden teruggeschroefd i.v.m toelaatbaarheidsvoorwaarden en bedragen voor tijdelijke werkloosheid.
Tegelijk toont de corona – realiteit zwakheden aan van ons model waarover een grondige discussie nodig is : inefficiënte bevoegdheidsverdeling over de verschillende beleidsniveaus, misbruik van de maatregelen, te lage uitkeringen, te lage vervangingsratio’s t.o.v het gederfde loon, te veel mensen die nog uit de boot vallen en niet opgevangen worden door onze sociale zekerheid.
Beleidsvoorstellen
De ACLVB vraagt:
- dat onze sociale zekerheid moet geherwaardeerd worden in al zijn facetten; het belang ervan moet zichtbaar worden gemaakt;
- dat geen verdere de-federalisering van onze sociale zekerheid wordt doorgevoerd;
- dat de uitkeringen versterkt worden. Alle sociale uitkeringen moeten worden opgetrokken tot de Europese armoedegrens. Dit betekent dat er een automatisch mechanisme moet worden ingevoerd dat ervoor zorgt dat alle uitkeringen steeds minstens 60 % van het mediaaninkomen bedragen;
- dat er daarnaast nog genoeg ruimte moet zijn voor verhogingen van de uitkeringen die de armoedegrens overschrijden, via een degelijke welvaartsvastheidsenveloppe;
- dat het verzekeringsprincipe wordt versterkt door o.a. een verhoging van het vervangingspercentage van de uitkeringen ten opzichte van het gederfde loon en een verhoging van de loonplafonds in de berekening van de uitkeringen;
-
dat het paritair beheer van de sociale zekerheid opnieuw ten volle erkend wordt.
De druk op de financiering van de sociale zekerheid stijgt tot ongekende hoogten
De druk op de financiering van de sociale zekerheid stijgt omwille van enerzijds steunmaatregelen die worden toegekend aan werkgevers en anderzijds omwille van een plotse sterke stijging van de uitgaven.
De RSZ maakte eind maart een prognose van 6.2 miljard bijkomend tekort, rekening houdend met minder inkomsten en meer uitgaven en er van uitgaand dat de crisismaatregelen aflopen eind juni 2020.
Dat terwijl de financiering van de sociale zekerheid al onder druk stond voor de coronacrisis, onder andere door de niet volledige compensatie van de bijdrageverminderingen ingevolge de taxshift.
De overheid moet haar verantwoordelijkheid nemen voor wat betreft de financiering van onze sociale zekerheid. De nieuwe financieringswet van 2017 moet worden herzien. De hoogte van de overheidsdotatie werd gedeeltelijk afhankelijk gesteld van de toepassing van de vergrijzingscoëfficiënt. De vergrijzingscoëfficiënt moet toelaten rekening te houden met de demografische evoluties, waaronder de vergrijzing van de bevolking. Problematisch voor de toepassing van dat vergrijzingscoëfficiënt is dat de voorwaarden onrealistisch werden opgesteld, zo moet een economische groei van 1,5% worden bereikt. De coronacrisis, die niets verandert aan de vergrijzingskost, zorgt er bijgevolg voor dat de vergrijzingscoëfficiënt geen toepassing kan hebben.
Naast de verouderingscoëfficiënt, is de olifant in de kamer, de evenwichtsdotatie die vanaf 2021 niet meer wordt gegarandeerd. De evenwichtsdotatie zorgt voor een begrotingsevenwicht, zodat de RSZ-globaal Beheer noch een overschot noch een tekort heeft op haar budgettaire rekeningen. Vanaf 2021 wordt deze niet meer gegarandeerd, erger nog op dag van vandaag is deze simpelweg gewoon niet voorzien.
Beleidsvoorstellen
De ACLVB vraagt:
- om de financiering te laten steunen op 2 pijlers. Arbeidgerelateerde vervangingsinkomens kunnen gefinancierd worden door bijdragen van werkgevers en werknemers. Gezondheidszorgen kunnen op termijn gefinancierd worden uit algemene middelen. Dit zijn immers zorgkosten voor elke burger, los van hun ‘arbeidsstatuut’;
- In dit kader moet er een omvorming van de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid tot een “algemene sociale bijdrage” kunnen gebeuren zodat alle vormen van inkomen bijdragen;
- dat de overheid door middel van een rechtvaardige fiscaliteit haar verantwoordelijkheid neemt via haar tussenkomsten in de financiering van de sociale zekerheid. Wat een overheid investeert in de sociale bescherming van haar burgers, is een maatschappelijke keuze;
- zeer dringend een herziening van de wet op de financiering van de sociale zekerheid, met een structurele, onvoorwaardelijke overheidsdotatie en een gegarandeerde evenwichtsdotatie;
- de aanpak van bijdragefraude en sociale dumping moet worden opgevoerd; de nodige middelen moeten aan de administraties gegeven worden om optimaal te kunnen werken in dit verband. Een grotere inspanning is nodig op vlak van netwerken van ondernemingen en personen die de fraude organiseren, sociale dumping , de economische uitbuiting van personen (mensenhandel) en sociale spitstechnologie;
- dat verdere besparingen in gezondheidszorgen en vervangingsinkomsten not done zijn. De coronacrisis maakt dit echter op een pijnlijke manier duidelijk;
-
De ACLVB vraagt dat de Europese Centrale Bank (ECB) overgaat tot het monetair financieren van de uitzonderlijke uitgaven die worden gedaan door overheden van eurolanden om de coronacrisis te bestrijden, met inbegrip van alle bijkomende uitgaven in de sociale zekerheid. Dit impliceert dat de ECB de staatsobligaties die worden uitgegeven om deze uitzonderlijke uitgaven te financieren overkoopt van nationale overheden, zonder dat deze dienen terugbetaald te worden aan de ECB. In praktijk zou de ECB deze staatsobligaties na verloop van tijd afschrijven van hun balans.
Corona en gezondheid
Gezondheidszorg
Gedurende de afgelopen jaren werden enorm veel besparingen in de gezondheidszorg gerealiseerd. Onder regering Verhofstadt bedroeg de jaarlijkse groeinorm voor gezondheidszorgen nog 4,5%, onder de regering Di Rupo daalde dat percentage tot 3%, onder de regering Michel werd de groeinorm verder verlaagd naar 1,5%. In totaal zou hierdoor over een periode van 5 jaar, miljarden minder worden geïnvesteerd in de gezondheidszorg.
De financiële druk op de gezondheidszorgen heeft onder andere als resultaat dat de kostprijs van de gezondheidszorgen voor de patiënt steeg.
De coronacrisis is als het ware een echte hefboom voor de digitalisering van activiteiten, wat de administratieve rompslomp kan verminderen. Het is tijd dat de financiering van gezondheidszorgen wordt herbekeken. Daarnaast moet er een meer geïntegreerde zorg komen, informatie-uitwisseling tussen artsen onderling moet worden aangemoedigd, om het zorgbudget efficiënter en effectiever in te kunnen zetten.
Willen we de kwaliteit van de Belgische gezondheidszorgen op niveau houden dan dient er in elk geval voldoende budgettaire ruimte te worden gecreëerd voor het terugbetalen van efficiënte en innovatieve behandelingen. Dit impliceert dat in de gezondheidszorgen de volgende jaren er strategische keuzes op organisatorisch, budgettair en ethisch vlak zullen moeten gemaakt worden.
Problematisch voor een efficiënte werking in onze gezondheidszorgen is dat vandaag heel wat bevoegdheden terug te vinden zijn op het regionaal- en gemeenschapsniveau, terwijl andere delen van de gezondheidszorgen terug te vinden zijn op federaal niveau.
Hoewel de druk van de corona pandemie weegt op ons gezondheidssysteem, houdt ze goed stand. Dat in tegenstelling tot landen waar geen goede gezondheidszorg aanwezig is. Investeren in gezondheidszorg in plaats van besparen en ervoor blijven zorgen dat iedereen toegang heeft tot kwalitatieve gezondheidszorgen, mag niet ter discussie staan.
Arbeidsongeschiktheid en beroepsziekten
De coronacrisis zal nog een geruime tijd een invloed hebben op de gezondheid van de mensen en op hun eventuele arbeidsongeschiktheid. Opflakkering van het virus is al een quasi zekerheid; mensen die ziek worden, zullen geruime tijd in arbeidsongeschiktheid zijn. Het is niet ondenkbaar dat artsen, verpleegkundigen, zorgkundigen, … eenmaal de drukte zal verminderen, geconfronteerd zullen worden met burn-out of stress.
Deze mensen moeten tijd krijgen om volledig te herstellen en op eigen tempo weer terug naar het werk gaan. De gevolgen die de mensen ondervinden door Covid-19 geeft een reden te meer om dit alles in vraag te stellen in functie van de bestaande re-integratieprocedure.
Recent heeft Fedris, het Federaal agentschap voor beroepsrisico’s, heel wat initiatieven genomen voor mensen die wegens de aard van hun beroepsactiviteit in aanraking gekomen zijn met Covid 19.
Mensen die werkzaam zijn in de gezondheidssector en die een duidelijk verhoogd risico lopen om besmet te worden door het virus komen in aanmerking voor een schadeloosstelling wegens beroepsziekte .
Om in te spelen op de bijzondere situatie van de werknemers in ondernemingen in cruciale sectoren en in de essentiële diensten die hun activiteiten hebben moeten voortzetten, werd de lijst van beroepsziekten uitgebreid onder bepaalde voorwaarden en dit voor een tijdelijke periode. .
Deze gezonde reflex moet in de toekomst automatisch worden gemaakt, wanneer nieuwe risico’s voor bepaalde beroepen een gezondheidsrisico met zich mee brengen.
Beleidsvoorstellen
De ACLVB vraagt:
- dat de groeinorm naar de toekomst moet worden opgetrokken. Deze norm moet jaarlijks berekend worden, rekening houdend met de impact van onvoorziene gebeurtenissen;
- dat de huidige bevoegdheidsverdeling inzake gezondheidszorg herbekeken wordt;
- een reflectie om eens te meer de bestaande re – integratieprocedure in vraag te stellen, zeker gezien het onzeker ziekteverloop en herstel van corona-patiënten. Hierbij moet de klemtoon blijven liggen op het vrijwillig karakter van de werkhervatting en zonder koppeling aan enige financiële sancties ten laste van de werknemer;
-
wanneer zich nieuwe gezondheidsrisico’s in de toekomst voordoen, Fedris automatisch de ziekte die er uit voortvloeit als beroepsziekte erkent, wanneer werknemers door het uitoefenen van hun beroep er aan bloot gesteld worden.
Een adequate werkloosheidsverzekering: een stabilisator voor mensen, bedrijven en economie
Het is tijdens een crisis van primordiaal belang dat de koopkracht van mensen op peil blijft en dat de tewerkstelling zoveel als mogelijk gehandhaafd blijft.
België heeft al meermaals bewezen dat de stelsels van tijdelijke en volledige werkloosheid hiertoe in grote mate bijdragen.
Om adequaat en rechtvaardig te zijn, moeten vandaag wel een aantal corona - beslissingen, die een terugschroeven waren van vroegere besparingsmaatregelen, bestendigd worden.
Beleidsvoorstellen
De ACLVB vraagt:
- dat de periode van tijdelijke werkloosheid voor overmacht “ corona” verlengd wordt zolang de crisis belet dat bedrijven weer normaal kunnen functioneren zoals vóór gehele of gedeeltelijke lockdown;
- dat tijdelijke werklozen effectief een werkloosheidsuitkering ontvangen voor elke dag dat ze niet kunnen werken of geen inkomsten hebben, zonder wachttijdvoorwaarden en zonder invloed van vroegere uitsluitingen;
- dat de vergoedingen voor werkloosheid moeten berekend worden op 70% van het brutoloon, met een optrekking van het loonplafond tot het mediaanloon (momenteel € 3.100);
- dat bij een latere terugkeer naar het stelsel van tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen, moet een opleg van minimum €3,5 door de werkgever behouden blijven;
- dat bij volledige werkloosheid na ontslag ingevolge “ corona – herstructurering” de toelaatbaarheidsvoorwaarde van 312 arbeidsdagen geschrapt wordt;
- dat voor de volledig werklozen de degressiviteit bevroren blijft;
- dat er een volledige gelijkstelling is van tijdelijke werkloosheid omwille van overmacht ‘corona’ voor de berekening van de jaarlijkse vakantieduur en -geld;
- dat jongeren opnieuw tot aan de leeftijd van 30 jaar inschakelingsuitkeringen kunnen aanvragen en zonder diplomavereisten of een beperking in de tijd recht hebben op deze uitkeringen;
- dat de verlaagde bedrijfsvoorheffing op “corona-uitkeringen” doorgetrokken wordt in de belastingvermindering op de vervangingsinkomsten in de berekening van de personenbelasting;
- dat het activeringsbeleid van werkzoekenden en de eraan gekoppelde sancties aangepast worden aan de “ crisis – realiteit”. Focus hierbij moet liggen op werkzoekenden adequaat en nauwgezet te begeleiden naar een volwaardige job, eerder dan op sanctioneren en mensen tijdelijk of definitief zonder inkomen zetten.