Het Europees Parlement erkent de noodzaak van het recht voor werknemers in de EU om buiten de werkuren offline te zijn … maar vraagt de Commissie om elk wetgevend initiatief op dat vlak met drie jaar uit te stellen. De ACLVB en het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV) daarentegen dringen erop aan zo snel mogelijk actie te ondernemen en zo de werknemers te beschermen.
Het telewerk als nieuwe normaal is beslist een van de meest zichtbare gevolgen van de coronapandemie geworden. Sindsdien is het recht op ‘deconnectie’, met andere woorden het recht van werknemers om buiten de werkuren niet bereikbaar te zijn voor hun werkgever, een centraal thema in het Europees sociaal debat. Het Europees Parlement heeft afgelopen januari voor het eerst op Europees niveau erkend dat EU-werknemers het recht moeten hebben op deconnectie. Een belangrijke sociale stap voorwaarts. Toch geven sommige aspecten van de tekst die het Parlement goedkeurde aanleiding tot bezorgdheid omtrent de opportuniteit ervan in de huidige context.
Niets revolutionairs
Op zich omvat het idee dat werknemers het recht hebben om zich gedurende hun vrije tijd te onttrekken aan hun professionele verplichtingen niets revolutionairs. Het gaat in feite om een direct of zelfs logisch gevolg van de alomtegenwoordigheid van technologische instrumenten die de arbeidswereld vandaag kenmerken: smartphones, mailboxen, videoconferencing, … . ‘Permanent bereikbaar zijn’ kan gemakkelijk verworden tot een verplichting, echt of zo aangevoeld, om voortdurend actief te zijn. Toch tonen heel wat studies aan dat die cultuur van constant online beschikbaar zijn leidt tot verhoogde risico’s op depressie, angst en burn-out. Dat maakt ook de tekst die werd aangenomen door het Parlement duidelijk.
Zo verplicht de Franse arbeidswetgeving sinds 2017 bedrijven met meer dan 50 werknemers ‘instrumenten in te stellen om de digitale tools te regelen’ en zo de rusttijd van de werknemers te respecteren. In Duitsland lopen sommige privébedrijven voorop met soms radicale oplossingen, zoals het blokkeren van communicatieservers voor bepaalde werknemers met een professionele smartphone tussen 18.15 uur en 7 uur; Volkswagen doet dat al sinds 2011.
Niettemin blijft de regeling van het recht op deconnectie in de meeste Europese landen zeldzaam en onduidelijk.
Uitdeinende uurroosters
Die leemte in de wetgeving werd des te prangender tijdens de coronacrisis. Niet alleen is telewerken de norm geworden voor miljoenen werknemers in de EU, waardoor de grenzen zijn vervaagd tussen werktijd, die tot dusver traditioneel op kantoor werd doorgebracht, en rusttijd, die thuis wordt doorgebracht. Maar ook andere pandemie-gerelateerde situaties hebben de behoefte aan regelgevend optreden op dit vlak doen toenemen. Afstandsonderwijs voor kinderen, het moeten inspringen voor hulpbehoevende familieleden en de inperking van sociale contacten zijn extra verantwoordelijkheden waarmee veel werknemers nu al meer dan een jaar worden geconfronteerd. Zo heeft het thuiswerken er tijdens de pandemie toe geleid dat heel wat werknemers hun werkdagen hebben verlengd tot laat in de avond en in het weekend, zonder dat dat weerspiegeld wordt in hun loon.
Dringend
Daarom is het des te merkwaardiger dat het Europees Parlement besloot de Commissie te vragen een wetgevingsinitiatief inzake het recht op deconnectie drie jaar uit te stellen, wat in de praktijk betekent dat werknemers pas over pakweg tien jaar een wettelijk afdwingbaar recht op deconnectie zouden zien! Afgezien van het feit dat elke wetgeving ter zake achterhaald zal zijn voor wat betreft de coronacrisis, lijkt de basis voor dit verzoek om uitstel niet verdedigbaar. Het Parlement voert namelijk als reden aan dat de vorig jaar ondertekende overeenkomst van de autonome sociale partners inzake digitalisering wordt nageleefd, terwijl die overeenkomst geen melding maakt van het recht op deconnectie en, erger nog, het Parlement geen mandaat heeft om een eigen vertaling te geven aan de overeenkomsten van de sociale partners!
De ACLVB sluit zich dan ook aan bij de oproep van het EVV aan de Commissie om dit amendement naast zich neer te leggen en zo snel mogelijk op te treden om de geestelijke gezondheid, het welzijn en het privé- en gezinsleven van de Europese werknemers daadwerkelijk te beschermen.