Het besluit van de Europese Commissie om door te gaan met de Jeugdgarantie, de regeling die in 2013 is opgezet om elke jongere binnen vier maanden na het verlaten van het formele onderwijs of bij werkloosheid een opleiding, training of werk te bieden, is een stap in de goede richting maar gaat te langzaam.
De Jeugdgarantie heeft geld nodig om te kunnen opschalen, voor een betere implementatie, om daarmee te zorgen voor meer goede banen en opleidingen. Maar ook voor een sterkere samenwerking met de sociale partners, met name met de vakbonden. Het EVV/ETUC moet echter constateren dat van de €6.4 miljard die oorspronkelijk in het Jeugd Werkgelegenheid Initiatief (Youth Employment Initiative) is geïnvesteerd, een derde niet is uitgegeven. De regeling heeft daarbij slechts 40% van zijn doelgroep kunnen bereiken. De Europese Commissie geeft toe dat de regeling te langzaam van start is gegaan. Bovendien zijn er grote verschillen in de toepassing, waardoor het gesorteerde effect tussen de lidstaten moeilijk kan worden bepaald.
In juni heeft de EVV/ETUC "een sterke aanpak middels partnerschap" geëist, om de vakbonden bij de ontwikkeling van nationale maatregelen te betrekken. Volgens de EU-commissaris voor Werkgelegenheid Marianne Thyssen zijn doeltreffende partnerschappen immers "de sterkste factoren van succes". Desalniettemin zijn belanghebbenden er niet bij betrokken, en was overleg met de vakbonden meer uitzondering dan regel.
Het schriele aanbod van de Europese Commissie van een extra bedrag van €1 miljard voor de periode 2017-2020, aangevuld met €1 miljard uit het Europees Sociaal Fonds, is veruit ontoereikend. Volgens de Internationale Arbeidsorganisatie (International Labour Organisation, ILO) vereist een effectieve, lange termijn aanpak van jeugdwerkloosheid een investering van €21 miljard per jaar. Nietsdoen kost echter meer: jaarlijks €153 miljard, ofwel 1,2% van het Europees inkomen (bron: Eurofound).
Van 24,4% in 2013 daalde de jeugdwerkloosheid in de EU tot 18,9% in 2016. De Europese Commissie laat zich er op voorstaan dat de afgelopen drie jaar 14 miljoen jongeren toegang hebben gekregen tot nationale regelingen in het kader van de Jeugdgarantie, en zijn er 1,4 miljoen minder jeugdige werklozen en zijn er 900.000 minder jongeren zonder werk, onderwijs of opleiding. Maar, als nog steeds 18.9% van de jongeren werkloos is, en dus niet in staat om hun beroepsmatige en sociale aandeel te vervullen, is dat dan het beste wat Europa kan doen?
Commissie-voorzitter Jean-Claude Juncker verklaarde in zijn “State of the Union” dat de Jeugdgarantie in drie jaar voor maar liefst 900.000 jongeren voor werk, opleiding of een stage heeft gezorgd. De bonden melden echter dat het voor een te groot deel om korte termijn- of onbetaalde stages en onzekere banen gaat. Zonder zekerheid of loopbaanontwikkeling. Slechts een paar lidstaten hanteren kwaliteitscriteria; deze zijn echter dringend nodig. Het aantal ontoereikende banen (banen met een loon waar niet van te leven valt) groeit, samen met pseudozelfstandigheid, nul-uren contracten en contracten van bepaalde duur. In sommige landen (bijvoorbeeld in Griekenland maar ook in Nederland!) geldt voor jongeren bovendien niet het minimumloon zoals dat voor volwassenen geldt. Regelingen in het kader van Jeugdgarantie zouden, om armoede en sociale uitsluiting te voorkomen, gepaard moeten gaan met een goede sociale bescherming en met een afdoende werkloosheidsuitkering.
In veel landen is de Jeugdgarantie gekoppeld aan bestaande maatregelen. Dit staat echter garant voor een ongelijke uitvoering. Bovendien kan hierdoor de effectiviteit van de regeling nauwelijks worden bepaald. Daarnaast is volgens de Europese Commissie de mate van inzet van de werkgevers "nogal beperkt". Terwijl het Actiekader Jongeren Werkgelegenheid, door het EVV/ETUC en grote werkgeversorganisaties als BusinessEurope, UEAPME en CEEP in 2013 aangenomen, partijen verplicht heeft de Jeugdgarantie te steunen. Het gaat niet aan om te klagen over een “mismatch van vaardigheden” als niet wordt ingezet op het aannemen en opleiden van jongeren. Betrokkenheid van werkgevers is van vitaal belang voor het matchen van de competenties van jongeren aan de vacatures op de arbeidsmarkt.
Ook het helpen van jongeren zonder werk, onderwijs of opleiding moet een prioriteit van de Jeugdgarantie blijven. Het percentage van deze jongeren is sinds 2012 gedaald met 1,2%, en blijft daarmee ver boven de 10,9% het percentage van voor de crisis van 2008. Slechts 57% van deze jongeren zijn bij diensten voor arbeidsbemiddeling geregistreerd . Terwijl deze diensten toch belangrijke toegangspunten tot de Jeugdgarantie zijn. In het bijzonder zijn jonge vrouwen hierin kwetsbaar. Het percentage van deze jongeren zonder werk, onderwijs of opleiding, varieert sterk in de verschillende lidstaten. Dit alles vereist een complex beleid, afgestemd op specifieke behoeften.
Onze bevindingen worden ondersteund door het Europese Beleidscentrum. In een rapport uit september worden de regelingen in het kader van Jeugdgarantie in vijf verschillende EU-regio's (België, Slowakije, Italië en het Verenigd Koninkrijk) met elkaar vergeleken. Het vond "niet te ontkennen zwakke punten" zoals "onvoldoende inspanning om de niet-geregistreerde jongere zonder werk, onderwijs of opleiding te bereiken", en dringt aan op meer steun voor de meest kwetsbare groepen, zoals jonge migranten.
Er is geen "magische formule" voor snelle integratie van jongeren op de arbeidsmarkt. De Jeugdgarantie biedt in z’n eentje ook geen oplossing voor het hele probleem van de jeugdwerkloosheid in Europa. Maar met als doelstelling: het garanderen van het recht op begeleiding bij werkloosheid of bij het betreden van de arbeidsmarkt moet de EU zijn deel bijdragen aan de strijd tegen de werkloosheid van de jonge Europeaan. Dat vraagt tijd, inzet en echte investering in de toekomst van Europa. Dit is wat de Jeugdgarantie nodig heeft om te slagen in zijn opzet.
Het bovenstaande artikel is een geautoriseerde vertaling van het Engelstalige artikel van zijn hand in “Social Europe”, het toonaangevend internet forum (www.socialeurope.eu). Thiébaut Weber is een jonge vakbondsleider en oud-student activist in Frankrijk. Als lid van de Confédération Française Démocratique du Travail was hij tussen 2011 en 2013 voorzitter van het JeugdComité van het Europees Vakverbond (European Trade Union Confederation/ETUC). Vanaf 2015 is hij Confederaal Secretaris van diezelfde EVV.