2.500 werknemers verloren hun baan na het faillissement bij busbouwbedrijf Van Hool in Koningshooikt (Lier). Een ramp voor vele werknemers, vooral voor zij die er al heel wat jaren werken. ACLVB-militant Robert Thys (61) uit Nijlen stond aan de vooravond van zijn pensioen. Hij had het graag gehaald bij de busbouwer, maar het mocht niet meer baten. “Een bedrijf dat niet investeert, blijft stilstaan en daar is Van Hool een mooi voorbeeld van.”
“Ik moet nu op vervroegd pensioen, dat was eigenlijk niet de bedoeling”, zegt Robert Thys. De Nijlenaar werkte dertien jaar lang bij de busbouwer uit Koningshooikt en had nog vier jaar te gaan. Hij begon als hersteller na ongevallen en vier jaar later werd hij magazijnier. Omdat hij erg sociaal is en graag anderen wil helpen, is hij ook vakbondsmilitant geworden. Hij kende bijna iedereen in de fabriek en had goede banden met velen van zijn collega’s. Ze voelden allemaal de bui al langer hangen boven het bedrijf, maar het faillissement volgde toch onverwacht snel volgens hem.
“Toen ze de sluiting van de fabriek aankondigden, geloofde ik het eerst niet. Ik dacht altijd dat het nog wel goed zou komen, dat dachten we allemaal, maar het heeft niet mogen zijn. Wij werknemers werden ook altijd als laatste op de hoogte gesteld. Mensen van buitenaf wisten soms sneller meer dan wij en dat was heel frustrerend. Tijdens de laatste vergaderingen werden de mensen echt boos, omdat ze zo in het ongewisse werden gelaten. Dat deed pijn.”
Niet investeren is stilstaan
Volgens Robert is het faillissement deels te wijten aan het feit dat er niet geïnvesteerd werd in het bedrijf. “Een bedrijf dat niet investeert in materiaal en gebouwen, blijft stilstaan en Van Hool is daar een mooi voorbeeld van. Als je zag met wat voor machines wij moesten werken anno 2024, dat is ongelooflijk. Het materiaal stamde uit begin deze eeuw. Ze sloegen auto’s recht met een hamer, we werkten met lange verlengkabels, dat had je met je eigen ogen moeten zien. Andere bedrijven moderniseren jaarlijks, dat kon je niet zeggen over Van Hool. Daar probeerden ze vooral zo weinig mogelijk geld uit te geven.”
Robert is zelf als zelfstandige in bijberoep gestart. Hij wil nog verder met zijn handen werken en gaat aan de slag als renovatiewerker. Hij vindt het vooral erg voor zijn collega’s, die op een nieuwe plek van nul moeten beginnen. “De arbeidsmarkt ligt wel goed op dit moment, maar niet iedereen is er even geschikt voor. Er waren mensen bij Van Hool die gespecialiseerd waren in één bepaald iets. Je deed er elke dag hetzelfde.”
Anciënniteit
“Een elektricien of mecanicien zal wel snel werk vinden, maar voor wie bijvoorbeeld elke dag de gordijnen in de bussen moest ophangen of de stoelen moest installeren, is het een ramp. Of ga als oudere persoon maar ergens naartoe waar je voortdurend met de computer moet werken en je kent er niets van. De mensen moeten terug onderaan de ladder beginnen en dat zal voor velen niet gemakkelijk zijn. Ook voor andere bedrijven is het moeilijk. De toeleveranciers die vasthingen aan Van Hool, zien hun orderboekjes dichtgaan."
De anciënniteit lag hoog bij Van Hool. Velen werkten er tientallen jaren. “Wij stammen nog af van de generatie die dertig à veertig jaar voor dezelfde baas blijft werken. Die nieuwe generaties veranderen na vijf à tien jaar al. Bij Van Hool moest je je werk doen, maar er lag nooit hoge druk op. Deed je wat langer over je opdracht, dan was dat zo. Bij een nieuwe baas moet je zien dat je je 400 stukken per dag haalt. We hadden een mooi loon, we hadden een band opgebouwd, dat liet je niet zomaar liggen.”
Doorstart
Ondertussen maakte overnemer Schmitz Cargobull de doorstart. De eerste vijftig mensen zijn opnieuw begonnen en het bedrijf wil dit aantal optrekken tot 350. “Ik heb daar toch mijn bedenkingen bij. Ik heb vernomen dat de eersten zijn begonnen met een interimcontract. Ik denk niet dat dat veel zekerheid brengt. Moest ik de kans krijgen om weer in het bedrijf te stappen, zou ik het niet doen. Toch niet hoe de situatie was.”
“Geloof ik in een tweede leven voor het bedrijf? Als ze het anders aanpakken, als ze moderniseren, anders kijken naar hun klanten en naar de toekomst. Hoe het nu verliep, moest het sterven. Ik geloof wel in het bedrijf, want er is veel vraag naar tanks en bussen. Het zou gek zijn om die allemaal in het buitenland te laten maken. Er is ook wel veel werk in Koningshooikt, maar met de juiste mensen achter het stuur en dat is niet de familie Van Hool. Zeker niet als je weet dat hun familiedrama al 27 jaar aansleept. Ze hadden dit kunnen vermijden als hun hart op de juiste plaats zat. Het grootste drama is aan de wieg ontstaan, toen Bernard Van Hool zei dat vrouwen niet kunnen handelen in een bedrijf. Je hebt recht op een deel van de koek en je krijgt dat dan niet, dan ontstaat dit.”
“Failliet ga je niet zomaar, daar is jaren verkeerd management aan voorafgegaan. Hoe zak je plots van een kapitaal van 60 miljoen naar drie miljoen? Waar is dat geld naartoe, vraag ik mij af, maar als kleine man gaan we dat nooit te weten komen, vrees ik. Ik weet nog hoe Filip Van Hool zeven jaar geleden op een podium stond te stampen over de bussen die hier bleven en slechts enkelen zouden naar Macedonië gaan. En nu is het afgelopen. De laatste jaren ging het allemaal pijlsnel bergaf. We zagen het werk verminderen, velen kwamen op tijdelijke werkloosheid te staan. Vroeger maakten we negen bussen per dag, het laatste jaar nog één per week, dat is een groot verschil. Ik had er graag tot mijn pensioen gebleven. Met pijn in het hart verlaat ik Van Hool.”