Geschiedenis van de ACLVB
Op deze pagina:
Gent, in de 19de eeuw de industriële metropool van Vlaanderen (textiel, metaal, havenbedrijf), is de bakermat van de Belgische vakbeweging.
In 1857 werden er de eerste vakbonden - in de moderne betekenis van het woord - gesticht : de "Broederlijke Wevers" en de "Noodlijdende Broeders" (spinners). Zij kregen vrij vlug navolging van de metaalbewerkersbond.
In 1860 volgde er zelfs nog een overkoepelende structuur, het "Werkersverbond". Die heeft echter slechts een kortstondig bestaan gekend.
Levens- en maatschappijbeschouwelijk, waren deze bonden pluralistisch; politisering en verzuiling begonnen eerst in 1865. Een groep vrijzinnige "Broederlijke Wevers" richtte toen een leesgezelschap op. Dat werd de kern van een dissidente weversbond, "Vooruit", die zich in 1868 aansloot bij de "Eerste Internationale".
Beide weversbonden herenigden zich in 1877... Maar de herenigde "Broederlijke Wevers" sloten zich aan bij de Vlaamse socialistische Arbeiderspartij. De liberale voorzitter van de Wevers, Crevaels stapte met zijn vrienden op en stichtte de "Vrije Kiezersbond" (naderhand herdoopt tot "Algemene Bond van Werklieden en Burgers"). Die groepeerde met vrij veel succes de niet-socialistische arbeiders bij de verkiezingen voor de Werkrechtersraad (1878, 1881, 1884). Door toedoen van Eylenbosch, een in 1884 aangesloten militant-katholieke letterzetter, en Verhaegen, een ultramontaans industrieel, werd de Kiezersbond de voedingsbodem voor allerlei "anti-socialistische" initiatieven. Bijvoorbeeld de "Anti-socialistische Katoenbewerkersbond" (1886), de kern van wat later de Christelijke Centrale der Textielbewerkers zou worden.
Toen de Algemene Bond voor de liberale arbeiders een te eenzijdig-katholieke signatuur kreeg, ontstond een scheuring. De katholieken trokken weg en vestigden zich in eigen lokalen. In 1891 was Crevaels medestichter van de "Liberale Werkersverdediging", die de liberale mutualistische, syndicale en later ook coöperatieve initiatieven groepeerde. Zij traden tevens op als kiesvereniging. Doel was verkiesbare plaatsen te bekomen op de kandidatenlijsten voor de politieke verkiezingen en de verkiezingen voor de Werkrechtersraden en de Werk- en Nijverheidsraden. In december 1917 fusioneerde de LWV met de "Volksgezinde Vereniging Help U Zelve". Zij richtten in 1921 het "Verbond der Liberale Vakbonden der beide Vlaanderen" op.
Na WO I kwam in Brussel een beweging op gang die streefde naar een nationale overkoepeling van de liberale vakbonden. Dit leidde in 1920 tot de oprichting van de "Nationale Centrale der Liberale Vakbonden van België" (NCLVB). Zij beschikte over een nationale, interprofessionele weerstandskas (de eerste in dit genre, dus voor de katholieken en socialisten). Vanaf 1930 kwam daar ook een nationale werkloosheidskas bij. Hierbij sloten zich geleidelijk alle bonden en verbonden aan als plaatselijke afdelingen van de NCLVB. De tweetaligheid werd veralgemeend toen de afdeling van Soignies zich in 1923 aansloot bij de stakingskas. In 1939 veranderde de benaming NCLVB in ACLVB (Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België).
De structuur van de ACLVB (met sociale zetel in Brussel) is sinds 1930 niet noemenswaardig gewijzigd (behalve in 1989 : de oprichting van regionales met eigen bevoegdheid, dit als aanpassing aan de politieke gewestvorming).
De interprofessionele structuur wordt gekenmerkt door afwezigheid van logge, inefficiënte tussenniveaus (subregionaal of professioneel) tussen de plaatselijke secretariaten en ondernemingskernen enerzijds en de nationale centrale die de syndicale actie coördineert en een uitgebreid dienstenpakket aanbiedt aan de leden, militanten en plaatselijke verantwoordelijken anderzijds.