Vandaag brachten de sociale partners in de Nationale Arbeidsraad (NAR) advies uit over de koopkrachtpremie die de regering heeft beslist. De vakbonden in de Nationale Arbeidsraad zijn formeel: de opeenvolging van premies bewijst dat de loonnormwet niet werkt. Heel wat werknemers zullen trouwens niets zien van dergelijke premie omdat het sectoroverleg hierover in een keurslijf wordt gestoken.
Werknemers in ons land zijn voor een loonsverhoging momenteel volledig afhankelijk van de goodwill van de regering. Zoiets druist in tegen de fundamentele vrijheid van onderhandelen door de sociale partners, zoals ook vastgesteld door de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO).
De vakbonden ACV, ABVV en ACLVB benadrukten het al uitvoerig: enkel een grondige hervorming van de loonnormwet kan de vrijheid van collectief onderhandelen garanderen, het evenwicht tussen winsten en lonen herstellen, en het sociaal overleg uit de loonimpasse helpen.
Er bestaat niet alleen een nood om werknemers beter te verlonen, er is ook ruimte voor.
Alleen moet de zogenaamde Belgische loonhandicap correct worden berekend, en dient rekening te worden gehouden met loonsubsidies en bijdrageverminderingen voor ondernemingen, en met de historisch hoge winstmarges.
Op dit ogenblik laat de loonnormwet helaas niet toe om de werknemers betere lonen te geven. Daardoor worden kunstgrepen zoals de recente koopkrachtpremie onvermijdelijk.
De koopkrachtpremie toont het failliet van de loonnormwet aan. Bovendien brengt het structureel beroep doen op dergelijke premies de financiering van de sociale zekerheid en fiscale inkomsten van de overheid in gevaar.
Om die redenen brachten de vakbonden in de NAR een negatief advies uit over de koopkrachtpremie. Gesterkt ook door de constatering dat de toekenning van een premie op sectorniveau afhankelijk wordt gemaakt van het behalen van een ‘hoge winst’ of ‘uitzonderlijk hoge winst’. Dit dreigt het gebruik van de koopkrachtpremie in te perken, omdat in bepaalde sectoren het winstbegrip een andere invulling kent. Hierbij denken we aan de social profitsectoren en overheidssectoren die het traditionele winstbegrip niet kennen.
Het feit dat er sprake moet zijn van ‘hoge winsten’ om een premie toe te kennen op sectorniveau ondergraaft ook sterk de onderhandelingsvrijheid van de sectorale onderhandelaars. Ondernemingen waar goede resultaten zijn behaald, dreigen uit de boot te vallen.