Het verzekeren van voldoende koopkracht voor iedereen is een van de belangrijkste prioriteiten voor de Liberale Vakbond. Het raakt aan de kern van onze werking, namelijk ervoor zorgen dat de gecreëerde welvaart iedereen ten goede komt. Op het moment dat de economie nog steeds aan het herstellen was van de financieel-economische crisis en bijhorende periode van loonbevriezing, besliste de regering-Michel echter om een indexsprong ten belope van 2% door te voeren. Bovendien werd kort daarna beslist om de wet van 26 juli 1996 te hervormen op een manier die de vrije loononderhandelingen nog verder inperkt. Het gevolg was een daling van de reële lonen met -2% tijdens de periode 2015-2018. Nergens in de volledige Europese Unie daalden de lonen sterker!
Cijfers van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven illustreren dat de loonkloof sinds 1996 is gereduceerd tot -2,5% in het voordeel van België indien alle lastenverlagingen en loonsubsidies worden meegerekend, dus Belgische werknemers zijn de laatste twintig jaar zelfs goedkoper geworden dan in onze drie belangrijkste buurlanden. Een zogezegd competitiviteitsprobleem kan dus niet meer als excuus worden ingeroepen om via loonmatiging de aandeelhouders bijkomend te kunnen vergoeden. Uit cijfers van de Nationale Bank blijkt immers dat de hoeveelheid ontvangen dividenden met gemiddeld 3,4% per jaar is toegenomen tijdens de periode 2015-2018, terwijl de reële lonen met gemiddeld 0,5% per jaar zijn gedaald in diezelfde periode.
Wet van 1996 grondig aanpassen
De ACLVB is dan ook van oordeel dat het beleid van loonmatiging moet stoppen en vraagt dat de volgende regering werk maakt van maatregelen die de koopkracht herstellen én versterken. Hoewel wij op langere termijn terug willen naar een systeem van vrije loononderhandelingen, vraagt de ACLVB als eerste stap een grondige aanpassing van de wet van 1996. Concreet stellen wij voor om alle lastenverlagingen en loonsubsidies in rekening te brengen bij het berekenen van de loonkloof sinds 1996 en vragen we dat de sociale partners zelf mogen beslissen in welke mate een positieve of negatieve loonkloof in rekening wordt gebracht bij het bepalen van de volgende loonnorm. Op die manier worden de volgende loonmarges niet langer kunstmatig (te) laag gehouden.
Werknemersdividend
Niettemin volstaat dit voor ons niet om de loonvorming te kunnen aanpassen aan de economische realiteit. In de Belgische economie bevindt zich een brede waaier aan ondernemingen die sterk winstgevend zijn, maar waar de werknemers onvoldoende beloond worden voor hun bijdrage aan deze hoge rendabiliteit. De huidige wet van 1996 zorgt ervoor dat nagenoeg alle winst die niet wordt geïnvesteerd, rechtstreeks aan de aandeelhouders wordt uitgekeerd. Daarom pleit de ACLVB voor de invoering van een werknemersdividend. Wat beogen wij hiermee?
- Werknemers moeten recht hebben op een deel van de winst, die vandaag enkel maar aan de aandeelhouders wordt uitgekeerd in de vorm van een zogenaamd dividend. Vandaar de naam werknemersdividend.
- In elk bedrijf dient aan het einde van een IPA-periode berekend te worden met hoeveel procent de uitgekeerde dividenden gemiddeld zijn toegenomen tijdens de afgelopen twee jaar, ten aanzien van het gemiddelde van de twee jaren daarvoor.
- Alle werknemers in het betrokken bedrijf hebben recht op een eenmalige bonus die overeenkomt met eenzelfde percentage van hun bruto jaarloon.
Indien de uitgekeerde dividenden met maximaal 5% zijn toegenomen, hebben de betrokken werknemers automatisch recht op een bonus die hetzelfde percentage van hun bruto jaarloon bedraagt. Indien de dividenden met meer dan 5% per jaar zijn toegenomen, dient men op ondernemingsniveau te onderhandelen over de exacte hoogte van de bonus, maar deze bedraagt in dat geval minstens 5%.
Concreet
Uit cijfers van de Nationale Bank blijkt dat de uitgekeerde dividenden met gemiddeld 3,45% per jaar zijn toegenomen tijdens de IPA-periode 2017-2018, tegenover de IPA-periode 2015-2016. Hoewel de eventuele toepassing steeds op bedrijfsniveau dient bekeken te worden, kan dit percentage gebruikt worden voor een simulatie van een gemiddelde werknemer in een gemiddeld bedrijf.
Concreet zou een werknemer die in dit bedrijf een bruto maandloon van € 3.000 verdient, recht hebben op een eenmalige bonus van € 1.419,84 in 2019! Een belangrijke voorwaarde voor de ACLVB is wel dat de bonussen die worden toegekend in het kader van dit werknemersdividend worden geneutraliseerd bij het berekenen van de loonkloof ten aanzien van de buurlanden, opdat dit de loonmarge tijdens de volgende IPA-periode niet zou verkleinen.
Andere prioriteiten voor de ACLVB op vlak van koopkracht zijn onder meer de volgende zaken:
- Een onvoorwaardelijk behoud van de automatische loonindexering
- De invoering van een effectief en realistisch minimumloon voor alle werknemers
- Het optrekken van de sociale uitkeringen tot de Europese armoedegrens
Een automatische indexering van de maaltijdcheques op basis van de prijsontwikkeling van voeding en niet-alcoholische dranken