In een recent rapport luidt de OESO de alarmbel over de verminderde arbeidsproductiviteit in België. Ons land is mondiaal nochtans bij de beste leerlingen van de klas en moet van onze buurlanden enkel Luxemburg laten voorgaan. De productiviteitsgroei is echter al enige tijd aan het vertragen, in dat kader geeft de OESO 7 aanbevelingen om het tij te keren. Hoewel ACLVB toejuicht dat er aandacht besteed wordt aan de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit, verzetten we ons tegen enkele van de geopperde aanbevelingen.
Investeren in opleidingen en overheidsinvesteringen
ACLVB schaart zich achter het voorstel om sterker te investeren in opleidingen. Elke werknemer zou minstens 5 dagen per jaar het recht moeten hebben op bij- of omscholing. Dit verhoogt de productiviteit van de ondernemingen en biedt een springplank voor laaggeschoolde werknemers die nu nog te vaak uit de boot vallen.
Een hoger niveau van overheidsinvesteringen is zeker in de Belgische context noodzakelijk om op langere termijn voldoende productiviteitsgroei te garanderen. Volgens de OESO kan België vooral in transport, hoger onderwijs en digitale infrastructuur nog een serieus financieel tandje bijsteken. Wij kanten ons echter tegen besparingen in de publieke dienstverlening om deze te financieren, maar zien oplossingen op Europees niveau via een toereikend Europees budget of een andere behandeling van overheidsinvesteringen in het Stabiliteits- en Groeipact. België kan de concurrentie van ondernemingen aanzwengelen door o.a. meer middelen te voorzien voor de Belgische Mededingingsautoriteit (BMA). Vooral in de telecom, distributie en bepaalde dienstensectoren is dit noodzakelijk.
Tegen de flexibelere collectieve ontslagregeling
ACLVB verzet zich sterk tegen de flexibelere collectieve ontslagregeling die de OESO voorstelt. De OESO focust te eenzijdig op de duurtijd van de informatie- en consultatiefase. Nochtans is niets minder waar, de gemiddelde duurtijd bedroeg de afgelopen jaren slechts 77 dagen. Wij blijven hameren op voldoende jobzekerheid en opleidingsmogelijkheden, degelijke arbeidsvoorwaarden en toereikende verloning. Alleen zo kunnen ondernemingen competente werknemers aantrekken én behouden, wat de productiviteitsgroei enkel ten goede komt. Bovendien erkent de OESO dat de individuele ontslagregeling al vrij soepel is.
Werknemersdividend
De OESO adviseert om ondernemers en werknemers meer vrijheid te geven om lonen te bepalen. Hier gaat ACLVB mee akkoord, zolang de interprofessionele en sectorale minima niet aangetast worden als mogelijk antwoord op een verminderde productiviteitsgroei. De (hervormde) wet van 1996 is al veel te streng geworden en kan inderdaad een obstakel vormen voor ondernemingen om hun werknemers te belonen voor productiviteitsgroei en grote winstmarges. ACLVB stelt daarom een werknemersdividend voor, waarbij werknemers recht zouden krijgen op niet-recurrente bonussen die overeenkomen met de procentuele toename van de uitgekeerde dividenden, weliswaar buiten beschouwing gelaten bij het berekenen van de loonkloof, zodat de loonmarge voor andere werknemers niet verkleint.
Ten slotte vraagt de Liberale Vakbond om niet te raken aan de ervaringsbarema’s. Ervaren werknemers beschikken over bepaalde onmisbare competenties waar ondernemingen enkel voordeel uit kunnen halen. Een goed loon motiveert de ervaren werknemer om zich blijvend in te zetten, wat de arbeidsproductiviteit en welzijn op het werk net sterk stimuleert. Aangezien relevante anciënniteit doorgaans meegenomen mag worden, verhindert dit systeem de jobmobiliteit niet.