De Federale Pensioendienst berekent je pensioenbedrag per gewerkt jaar op basis van je jaarlijks loon. Om solidariteit tussen lage en hoge lonen te realiseren, is het mogelijk dat je jaarlijks loon niet volledig in aanmerking genomen zal worden. Men spreekt in dat geval over ‘het berekeningsplafond’. Verdiende je meer dan het berekeningsplafond, dan zal je pensioenbedrag worden berekend op basis van het berekeningsplafond. Verdiende je minder dan het berekeningsplafond, dan zal je pensioenbedrag worden berekend op je jaarlijks loon.
Het berekeningsplafond werd voor het jaar 2020 vastgelegd op 60.026,75 euro voor een volledig voltijds gewerkt jaar. Indien je maandloon (inclusief eindejaarspremie) met andere woorden hoger ligt dan 4.617,44 euro, zal je pensioenbedrag berekend worden op basis van het berekeningsplafond. Bovenstaande betekent dat als je gedurende 45 jaar voltijds werkte, daarvoor jaarlijks een loon ontving hoger dan het berekeningsplafond en vanaf 1 januari 2021 met pensioen zou gaan, je netto pensioenbedrag per maand maximum 1.894,20 euro zal bedragen. Ter vergelijking, het netto gewaarborgd minimumpensioen bedraagt 1.312,95 euro per maand in 2021.
De ACLVB eist al jaren dat het berekeningsplafond zou worden opgetrokken, zodat een groter pensioenbedrag opgebouwd kan worden. Die eis werd nu ingewilligd voor pensioenen die ten vroegste op 1 januari 2022 zullen ingaan.
Het berekeningsplafond zal 4 keer worden verhoogd met minstens 2,38% op 1 januari 2021, 1 januari 2022, 1 januari 2023 en 1 januari 2024. Alles samen zal het berekeningsplafond in 2024 daardoor minstens 9,86% hoger liggen dan in 2020. Op vandaag is het niet mogelijk om je de exacte bedragen van de nieuwe berekeningsplafonds weer te geven.