Definitieve uitspraak over het verbod om een hoofddoek te dragen op de werkvloer

28/05/2021 - 10u

Het arbeidshof te Gent sprak zich onlangs uit over de vraag of een neutrale dresscode, die het dragen van een hoofddoek verbiedt voor werknemers die in contact staan met klanten, geen discriminatie vormt.

Volgens het arbeidshof is er bij een neutrale dresscode geen sprake van (indirecte) discriminatie, en worden moslima’s hierdoor in de praktijk niet meer benadeeld dan werknemers met andere geloofsopvattingen. De uitspraak heeft intussen kracht van gewijsde (= geen verzet of beroep meer mogelijk) en maakt een einde aan een procedureslag van meer dan 13 jaar.

De feiten

Een werkneemster werd in 2003 bij G4S in dienst genomen als receptioniste bij een klant van haar werkgever. Zij droeg haar hoofddoek buiten de arbeidsuren, maar nooit tijdens het werk.

In 2006 liet de werkneemster aan haar werkgever weten dat zij het voornemen had om voortaan een hoofddoek te dragen tijdens de arbeidsuren. De werkgever wees er haar op dat het dragen van zichtbare politieke, filosofische of religieus kenmerkende tekenen indruiste tegen het gevoerde neutraliteitsbeleid.

Vervolgens werd het neutraliteitsbeleid uitdrukkelijk opgenomen in het arbeidsreglement.

De werkneemster weigerde zich bij de voorschriften neer te leggen, en werd ontslagen met betaling van een opzeggingsvergoeding.

Procedureslag

De werkneemster vorderde in 2007 een schadevergoeding van zes maanden loon wegens discriminatie op basis van geloof. Deze vordering werd afgewezen door zowel de arbeidsrechtbank als het arbeidshof Antwerpen, waarop de werkneemster naar het Hof van Cassatie trok dat een prejudiciële vraag stelde aan het Europees Hof van Justitie. Het Hof van Justitie bevestigde dat een neutraliteitsbeleid geen directe discriminatie op grond van geloof uitmaakt op voorwaarde dat het beleid niet één welbepaalde religie viseert, en consistent en consequent wordt toegepast.

De zaak werd vervolgens verwezen naar het arbeidshof Gent, dat zich diende uit te spreken over de vraag of er sprake is van een indirecte discriminatie.

Geen indirecte discriminatie

De ex-werkneemster – gesteund door Unia – argumenteerde dat het neutraliteitsbeleid en de dresscode moslims meer benadeelt dan andere gelovigen, omdat de islam meer dan andere religies aan gelovigen de verplichting zou opleggen om zichtbare religieuze tekenen te dragen, meer bepaald de hoofddoek.

Het arbeidshof verwijst naar de scheiding tussen kerk en staat waardoor het niet aan de rechter toekomt om een rangorde op te stellen van religies of de religieuze verplichtingen. Alle dienen van eenzelfde bescherming te genieten, evident met inachtneming van de rechten van derden. Indien een grotere bescherming zou worden toegekend aan de religieuze praktijken die door de betrokken gelovigen als 'verplicht' worden aangeduid, zou dit een ontoelaatbare discriminatie in het leven roepen ten aanzien van alle overige religieuze praktijken.

Het arbeidshof meent dat moslims niet bijzonder benadeeld worden, omdat personen van alle strekkingen onderworpen worden aan hetzelfde verbod, en er gelet op het feit dat geen rekening kan of mag gehouden worden met de vraag of een religieuze praktijk al dan niet als ‘verplicht’ of nog als ‘belangrijk’ wordt beschouwd, ook onmogelijk kan gesteld worden dat personen die religies aanhangen welke hun aanhangers specifieke zichtbare verplichtingen ‘opleggen’, bijzonder benadeeld worden.

Het arbeidshof concludeert - met het openbaar ministerie - dat er in deze zaak geen indirecte discriminatie is bij gebrek aan een bijzondere benadeling van een welomlijnde bepaalde groep van personen.

Besluit

Een duidelijk, consistent en consequent toegepast neutraliteitsbeleid vormt geen (directe of indirecte) discriminatie op basis van geloof, op voorwaarde dat het beleid wordt opgelegd aan alle gelovigen en aanhangers van filosofische of andere strekkingen.

Een werkgever die een neutraal en discreet imago ten aanzien van haar klanten wil uitstralen, kan als algemene regel aan haar werknemers die in contact komen met klanten, opleggen om geen zichtbare politieke, filosofische of religieus kenmerkende tekens te dragen.

Het arbeidshof heeft zich enkel uitgesproken over de legitimiteit van een neutraliteitsbeleid voor werknemers die in contact staan met klanten. Het arbeidshof heeft zich niet uitgesproken over een neutraliteitsbeleid voor de werknemers die niet in contact staan met klanten, maar is van oordeel dat daar ‘zonder twijfel heel veel voor te zeggen is’

Download

Download het integrale arrest van het arbeidshof Gent dd. 12/10/2020

Kies een ACLVB-secretariaat bij u in de buurt voor de beste service ::
Of zoek uw secretariaat via de kaart