De ACLVB, het ABVV en het ACV zijn altijd voorstander gebleven van het sluiten van een interprofessioneel akkoord, omdat dit akkoord de arbeidsvoorwaarden van bijna 4 miljoen werknemers kan verbeteren. De werkgevers maken dergelijk solidariteitsakkoord nu onmogelijk. Ze houden vast aan een povere marge van maximaal 0,4% en willen slechts in een minderheid van de bedrijven een loonsverhoging toestaan bovenop die 0,4%.
Dit druist volledig in tegen de filosofie van een solidariteitsakkoord. Een IPA waarbij een kleine minderheid van de werknemers er een beetje op vooruit gaat, is geen IPA.
De werkgeversorganisaties willen onderhandelingen op sectorniveau zoveel mogelijk overslaan. Als deze sectorale onderhandelingen worden genegeerd, zal 0,4% het toegestane maximum zijn, zelfs in de sectoren en bedrijven die het goed doen en waar de werknemers tijdens deze hele crisis het beste en soms zelfs meer hebben gegeven. Ter herinnering, een verhoging van 0,4% is maximaal 9 euro bruto per maand voor de meeste essentiële functies... Deze 0,4% is overigens het resultaat van een willekeurige toepassing van de wet van 1996 (als gevolg van de pandemie was de klassieke vergelijking tussen buurlanden onmogelijk).
Bovendien maken de werkgevers geen enkele opening rond de andere prioritaire punten:
- Geen enkele intentie om het minimumloon substantieel te verhogen. In plaats van dat we vooruitgang boeken, ging het minimumloon er de voorbije jaren op achteruit in verhouding tot de gemiddelde lonen en het mediaanloon. In de buurlanden doet zich de tegenovergestelde tendens voor.
- Een debat over eindeloopbaanmaatregelen wordt uitgesteld tot later, en dat terwijl werknemers meer dan ooit nood hebben aan perspectief.
Bij een totaal gebrek aan perspectieven, kunnen de vakbonden het mandaat dat hun door hun basis is toevertrouwd, niet uitvoeren.