De Arbeidsrechtbank sprak zich onlangs uit over de ontslagbescherming van zwangere werkneemsters.
Indien de werkgever op de hoogte was van de zwangerschap, is het aan de werkgever om de ontslagreden(en) aan te tonen. Enkel een reden die niets te maken heeft met de (lichamelijke toestand als gevolg van) zwangerschap wordt aanvaard.
De feiten
Een werkneemster in een kleinhandelszaak werd ontslagen tijdens haar zwangerschap. Haar verdediging voerde aan dat ze nooit een waarschuwing had gekregen over haar werk, en dat de houding van de werkgever was veranderd nadat hij op de hoogte werd gesteld van haar zwangerschap.
De werkgever daarentegen beweerde dat het ontslag niets te maken had met de zwangerschap. Volgens de werkgever waren de relaties onmogelijk geworden, omwille van een toenemende demotivatie van de werkneemster en een zekere nalatigheid bij de uitvoering van haar werk. De werkneemster zou kortaf hebben geantwoord op opmerkingen en haar gedrag zou ongepast en brutaal zijn geweest. Verder verweet de werkgever haar dat zij de overeengekomen regels niet toepaste in geval van reservatie van goederen, dat ze de zonneblinden niet opende wanneer de zon scheen en dat ze niet erg actief was in de winkel.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de werkneemster gedurende haar tewerkstelling geen enkele schriftelijke verwittiging heeft ontvangen betreffende haar gedrag of de kwaliteit van haar prestaties.
De rechtbank aanvaardt dat de werkgever het gedrag van de werkneemster kan inroepen als reden voor het ontslag. In dat geval moet de werkgever aantonen dat de feiten het resultaat zijn van een opzettelijk foutief gedrag van de werkneemster, dat niet noodzakelijk een dringende reden moet uitmaken. De vaststelling van begane fouten of van onvoldoende rendement is niet voldoende.
De feiten moeten bovendien objectief worden vastgesteld, loutere verklaringen (van de werkgever en diens schoonmoeder) volstaan niet.
Er moeten redenen voorhanden zijn die volledig vreemd zijn aan de zwangerschap. Redenen die gedeeltelijk verband houden met de zwangerschap worden niet aanvaard.
De rechtbank stelde vast dat het gedrag van de werkgever inderdaad veranderde (nadat hij op de hoogte werd gesteld van de zwangerschap).
De rechtbank is van oordeel dat het blijk geven van irritatie door de werkneemster volkomen aanvaardbaar was, aangezien de werkgever via camera’s in de winkel toezicht heeft gehouden op de activiteit van de werkneemster, waarbij hij haar kritische berichten heeft gestuurd over haar gedrag. De rechtbank vond de reactie van de werkneemster niet onevenredig.
Besluit
Nadat de werkneemster haar werkgever heeft ingelicht over de zwangerschap (en dit kan bewijzen), is het voor een werkgever zeer moeilijk om een reden aan te tonen die niets te maken heeft met de zwangerschap. Indien de werkgever faalt om dit aan te tonen, moet hij een beschermingsvergoeding betalen die gelijk is aan het brutoloon van zes maanden.
Bron: Arbeidsrechtbank van Henegouwen (afdeling Doornik), 19 maart 2021, AR 19/121/A