Mobiliteit
Op deze pagina:
De ACLVB is bezorgd over de impact van de toenemende mobiliteitsproblematiek op het welzijn van de werknemers en het milieu. Een van de 9 prioriteiten die we ons als vakorganisatie hebben gesteld tegen 2025 is dan ook het duurzamer maken van het mobiliteitsbeleid. Hoewel eenieder de keuzevrijheid moet behouden om te bepalen hoe hij zich verplaatst, moeten maatregelen genomen worden om duurzame vervoersmethoden financieel en fiscaal te promoten. Tegen 2025 moeten er ook meer overheidsinvesteringen uitgevoerd worden die de publieke transportinfrastructuur versterken. Heel concreet werken we aan de verwezenlijking van volgende beleidsvoorstellen:
De ACLVB vraagt de invoering van een duurzame mobiliteitsbonus in de personenbelasting. Werknemers die zich op een duurzame manier naar het werk verplaatsen, zijnde per fiets, te voet of met het openbaar vervoer, zouden kunnen genieten van een belastingvermindering van 100 euro op jaarbasis. Er zouden geen specifieke voorwaarden worden opgelegd voor wie met het openbaar vervoer komt, bij de fietsers en voetgangers zou er een minimale hoeveelheid aan verplaatsingen per fiets op jaarbasis moeten bereikt worden, afhankelijk van de afstand tot het werk. Op die manier wordt rekening gehouden met de impact van weersomstandigheden en de fysieke belasting van de verplaatsing:
- Minimaal 95 % van de woon-werkverplaatsingen voor wie minder dan 5 km van het werk woont
- Minimaal 80 % van de woon-werkverplaatsingen voor wie tussen de 5 en 10 km van het werk woont
- Minimaal 65 % van de woon-werkverplaatsingen voor wie tussen de 10 en 20 km van het werk woont
- Minimaal 50 % van de woon-werkverplaatsingen voor wie meer dan 20 km van het werk woont
Wie meer dan 10 km van het werk woont en minimaal 90 % van de woon-werkverplaatsingen per fiets aflegt of wie meer dan 20 km van het werk woont en meer dan 80 % van de woon-werkverplaatsingen per fiets aflegt zou bovendien recht hebben op een bijkomende bonus van 50 euro
De ACLVB vraagt een herziening van cao 19. Het aandeel van de werkgever in de terugbetaling van woon-werkverkeer per trein moet opgetrokken worden en dient uit te monden in een veralgemeende derdebetalingsregeling.
De ACLVB vraagt een noemenswaardige verhoging van de investeringen in het openbaar vervoer. Zowel de NMBS als de regionale vervoersmaatschappijen dienen bijkomende middelen te krijgen om te investeren, opdat de kwaliteit van het openbaar vervoer erop vooruit kan gaan en zo meer mensen de mogelijkheid krijgen om zich op een kwalitatieve en efficiënte manier te verplaatsen. In dat kader is ook een uitbreiding van het aanbod openbaar vervoer tijdens de daluren noodzakelijk, met daarbij specifieke aandacht voor de bereikbaarheid van industrieparken. Werknemers die in ploegen werken in industriële zones moeten immers ook de mogelijkheid hebben om met het openbaar vervoer te gaan werken.
De ACLVB vraagt meer overheidsinvesteringen in transportinfrastructuur. Hoewel die niet mogen leiden tot een uitbreiding van het aantal wagens op de weg, moeten de belangrijkste verkeersknelpunten aangepakt worden, zodat werknemers vlotter op het werk geraken en de productiviteit van de economie kan verhoogd worden.
De ACLVB vraagt een aanpassing van het tariefbeleid van de NMBS. Er zouden kortingen moeten worden ingevoerd voor families die samen met + 12 jarige kinderen reizen. Ook dienen er speciale tarieven voorzien te worden voor uitzendkrachten die in het kader van korte, tijdelijke jobs geen beroep kunnen doen op een treinabonnement. De ACLVB verzet zich ten slotte tegen hogere tarieven tijdens de piekuren.
De ACLVB vraagt dat het uitkeren van een fietsvergoeding verplicht wordt gemaakt voor elke werkgever, analoog aan de verplichting om tegemoet te komen bij abonnementen voor openbaar vervoer in het kader van cao 19.
De ACLVB vraagt een actief optreden van de overheid om initiatieven rond “Mobility as a Service” (MaaS) aan te moedigen en te faciliteren. Een eerste concrete stap hierbij is de integratie van de vervoersbewijzen en –tarieven voor de verschillende diensten van openbaar vervoer. Ten tweede moet een (para)fiscaal kader worden gecreëerd voor de vergoeding van multimodale woon-werkabonnementen die door de werkgever wordt betaald. In overleg met de sociale partners moet bepaald worden welke aanbieders van deze abonnementen als duurzaam kunnen worden beschouwd.
De ACLVB vraagt meer coherentie tussen de verschillende beleidsniveaus bij het ontwikkelen van mobiliteitsplannen, opdat systemen van autodelen en een verbeterd openbaar vervoer beter op elkaar kunnen afgestemd worden.
De ACLVB vraagt een betere opvolging van de resultaten die voortvloeien uit de federale diagnostiekplannen in het sociaal overleg en in het algemeen: deze moeten kunnen uitmonden in concrete (overkoepelende) actieplannen op niveau van bedrijventerreinen, wijken en/of steden.
De ACLVB vraagt de introductie van een verplicht bedrijfsvervoerplan binnen het sociaal overleg, alsook een verplicht bedrijfsvervoerplan op niveau van industriezones. Die moeten ertoe bijdragen dat werknemers zich op een vlottere, goedkopere en meer duurzame manier kunnen verplaatsen naar het werk.