De door de wet van 1996 opgelegde loonnorm creëert een ondraaglijk gevoel van onrechtvaardigheid. Loonstijgingen worden beperkt tot 0,4%, terwijl de regeringen geen enkele beperking opleggen omtrent de winstdeelnames voor aandeelhouders. In ieder geval moet de wet van 1996 tot vrijwaring van het concurrentievermogen grondig worden herzien.
Het is het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) dat de beschikbare marge berekent in het kader van zijn technisch verslag, onder toezicht van de sociale partners die zetelen in de CRB. De loonnorm wordt vastgesteld op basis van de verwachte loonkostenontwikkeling tijdens de komende twee jaar (2021-2022) in de drie buurlanden, namelijk Duitsland, Frankrijk en Nederland.
Nauwkeurige berekening
Ondanks de vergelijkingsmoeilijkheden tussen de landen, die nog zijn verergerd door de verschillen in de behandeling van de tijdelijke werkloosheid als gevolg van de coronacrisis, is het secretariaat van de CRB erin geslaagd een betrouwbare methodologie toe te passen voor de berekening van de loonontwikkeling bij onze Franse, Nederlandse en Duitse buren.
Verwachte loonkostenontwikkeling buurlanden 2021-2022 | 3,65% |
Indexeringsvooruitzichten België 2021-2022 | 2,85% |
Correctieterm | -0,07% |
Maximaal beschikbare marge exclusief veiligheidsmarge | 0,87% |
Nieuwe veiligheidsmarge 2019-2020 | 0,5% |
Maximaal beschikbare marge | 0,4% |
Het is niet de nauwkeurigheid van de berekeningen van de CRB-deskundigen die wij betwisten. Wij vragen verschillende wijzigingen aan de wet van 1996, waaronder de afschaffing van de veiligheidsmarge wegens de nauwkeurigheid van de berekening, het niet in aanmerking nemen van de verlagingen van de werkgeversbijdragen en de subsidies aan de bedrijven, en het dwingend karakter van een norm die slechts indicatief zou mogen zijn.
In de sectoren en bedrijven
Het is nu aan de sectoren om de loonmarge "in te vullen" door te onderhandelen in de paritaire comités. Vervolgens is het aan de vertegenwoordigers in de ondernemingen om te proberen op hun niveau cao's af te sluiten, met inachtname van hetgeen in het sectoraal akkoord is bepaald, indien dat voorhanden is. Sommige aspecten van de loonnorm zijn overigens nog vaag, wat tot uiteenlopende interpretaties leidt. Vakbonden en werkgevers verkeren in onzekerheid, wat hen ertoe kan aanzetten nog waakzamer te zijn, temeer daar in het kader van de herziening van de wet van 1996 de bepalingen inzake sancties strenger zijn geworden.
Naast de maximale marge en de coronapremie bevat het bemiddelingsvoorstel van de regering nog een derde luik, namelijk de niet-imputatie op het komend loonoverleg van de kostprijs van uitzonderlijke en tijdelijke maatregelen die tijdens de coronacrisis en voor 12.04.2021 werden genomen.
Het gaat onder meer om de consumptiecheques, vergoedingen voor telewerkers, bonussen toegekend in de sector van de warenhuizen, overeengekomen loonsverhogingen in de non-profitsectoren en de meerkost (loonkost/gewerkt uur) ten gevolge van het betaald vaccinatieverlof. Ook de "nieuwe" coronapremie wordt bij de berekening van de loonnorm buiten beschouwing gelaten.
De lonen bevrijden
De loonnorm verhindert werknemers te onderhandelen over verhogingen die in verhouding staan tot de welvaart die zij hebben voortgebracht. Voor aandeelhouders daarentegen hanteert de overheid geen maximum, hoewel de wet wel in de mogelijkheid daartoe voorziet. Dit creëert een fundamenteel gevoel van onrechtvaardigheid.
Werkgevers maken gebruik van de situatie en verschuilen zich achter de wet om de werknemers niet veel te gunnen, ook al maakt het bedrijf grote winsten. De wet brengt de sociale vrede in sommige bedrijven in gevaar, om nog maar te zwijgen van de demotivatie van het personeel.
De lonen moeten vrijgelaten worden, maar de loonnorm moet wel een richtsnoer blijven, een ijkpunt waarnaar de sociale partners kunnen teruggrijpen om meer te bedingen als de financiële situatie van het bedrijf dat toelaat, en soms minder als het erom gaat het bedrijf en zijn jobs te redden.
Concurrentievermogen is niet alleen een kwestie van lonen. De opleiding van werknemers is van cruciaal belang voor de prestaties van een onderneming, evenals de investeringen in onderzoek en ontwikkeling. Zonder een wijziging van de wet zal het afsluiten van een nieuw interprofessioneel akkoord voor 2023-2024 vrijwel onmogelijk zijn.