De ACLVB, het ACV en het ABVV voeren een gezamenlijke campagne om een aanpassing te verkrijgen van de wet tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen. In deze maand januari hebben wij een petitie ingediend bij de Kamer waarin we de parlementsleden vragen een parlementair initiatief in die richting te nemen. En de drie Brusselse regionales organiseren een virtuele algemene vergadering zodat de partijen aan onze leden kunnen uitleggen waarom ze de vrijheid om over de lonen te onderhandelen willen teruggeven - of niet - aan de sociale partners.
De wet van 1996 beantwoordt al lang niet meer aan de oorspronkelijke beleidsdoelstelling van behoud van de werkgelegenheid en preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen. Integendeel, ze heeft een negatief effect op de prestaties van de Belgische economie en dus op de werkgelegenheid. De lonen moeten worden verhoogd om bedrijven ertoe aan te zetten hun productiviteit te verhogen op basis van innovatie, en niet langer door werknemers onder onhoudbare druk te zetten.
Loonsverhogingen = verlies aan concurrentievermogen van onze bedrijven ten opzichte van de ondernemingen in de buurlanden. Die pseudo-evidentie maakte het afgelopen decennium opgang. Dat kwam tot uiting bij de verstrenging, in 2017, van de wet van 1996 op de loonnorm. Sindsdien is het voor ons bijna onmogelijk geworden om over ernstige loonsverhogingen te onderhandelen. Voor 2021-2022 bedroeg de marge 0,4%, een schijntje in vergelijking met de resultaten van sommige bedrijven. Meer en meer wetenschappelijke studies tonen nochtans aan dat de wet van 1996 nadelig is voor onze economie.
Binnenlandse consumptie bevorderen
Het jarenlang gevoerde beleid van loonmatiging heeft geleid tot een stagnatie van het beschikbare inkomen van de werknemers. In het afgelopen decennium zijn de reële lonen niet gestegen. Erger nog, in sommige periodes zijn ze zelfs gedaald. Als we het bruto binnenlands product (bbp) van België bekijken, zien we nochtans dat bijna de helft van de totale uitgaven werden gedaan door particuliere huishoudens. Dat komt neer op meer dan het dubbele van de investeringen van de bedrijven en ook meer dan het dubbele van de inspanningen van de overheid. Met andere woorden, de particuliere consumptie is de belangrijkste motor van de binnenlandse vraag.
Het feit dat de Belgische economische groei onder de regering-Michel drie jaar onder het Europese gemiddelde lag, is een rechtstreeks gevolg van de loonmatiging. Als we willen voorkomen dat België achterop geraakt in de cruciale jaren van economisch herstel die voor ons liggen, moet het beschikbare inkomen worden verbeterd. Met de huidige tekst van de wet van 1996 is dat gewoonweg niet mogelijk.
Maximale druk
Naar onze mening moet het begrip concurrentievermogen zelf worden herbekeken. Om concurrentieel te blijven, moet onze economie een
reeks andere comparatieve voordelen ontwikkelen, waaronder innovatie en de waardering van het menselijk kapitaal.
België is nog steeds een van de meest productieve landen ter wereld. De wet van 1996 vermindert echter ons voordeel, omdat ze
uitsluitend op loonmatiging is gebaseerd. De productiviteitsgroei bij onze Duitse, Franse en Nederlandse buren is dubbel zo groot als in België. In de OESO zelfs gemiddeld drie keer zo hoog. Dit is niet meer het terrein waarop we slag moeten leveren.
Als het om werkdruk gaat, zitten we aan het maximum van wat we van de werknemers in de bedrijven kunnen eisen. Productiviteit mag ook niet langer een doel op zich zijn.
Negatieve spiraal
Door deze verregaande vorm van loonmatiging en een negatieve spiraal van lagere lonen, dreigen we onze voorsprong te verliezen. De productiviteitsontwikkeling vertraagt en de gezinnen hebben minder koopkracht, wat de (lokale) economie niet ten goede komt. De wet van 1996 lijkt dus enkel een negatieve impact op onze economie te hebben. Bovendien toont corona aan dat het begrip productiviteit niet op
dezelfde manier kan worden toegepast in bijvoorbeeld de sector van de non-profit. Die jobs moeten aantrekkelijker en minder zwaar gemaakt worden via hogere lonen en bijkomende aanwervingen.
In de prullenmand
Aan vakbondszijde kan de situatie volgens ons niet beter worden samengevat dan met de woorden van professor Paul De Grauwe (London School of Economics) in een opiniestuk in De Morgen: “De wet van 1996 is gebaseerd op een verouderde economische opvatting die het moet weten van kostendrukking. Die leidt tot een negatieve spiraal van lage lonen en onaantrekkelijke jobs. We kunnen ons beter bevrijden van dit ouderwetse economisch paradigma en de loonnorm in de prullenmand gooien.”
Een goed brutoloon beïnvloedt je toekomst
De onderhandeling voor directe loonsverhogingen in het kader van een interprofessioneel akkoord (IPA) laat de werknemers toe om bijkomende sociale rechten te verwerven. Hogere brutolonen betekenen automatisch meer middelen voor de sociale zekerheid. Je brutosalaris van vandaag is bepalend voor je pensioen van morgen, net als voor je werkloosheidsuitkering of ziekte-uitkeringen.
Geen matiging van dividenden
De huidige toepassing van de wet van 1996 leidt tot een ondraaglijke discriminatie ten koste van degenen die leven van de inkomsten uit hun bezoldigd werk.
In artikel 14 van de wet wordt voorzien in de mogelijkheid om een gelijkwaardige inspanning te vragen voor andere inkomsten, met name voor dividenden die aan aandeelhouders worden uitgekeerd. Vreemd genoeg heeft sinds 1996 geen enkele regering het ooit billijk geacht artikel 14 toe te passen om het concurrentievermogen van onze economie te helpen ondersteunen. Om La Fontaine te parafraseren: naargelang je machtig of miserabel bent zullen politieke beslissingen je meer of minder doen bijdragen tot de gemeenschappelijke inspanning.
Doordat de winsten van de ondernemingen slechts in zeer geringe mate (0,4%) aan loonsverhogingen kunnen worden besteed, komen zij
dus volledig in de zakken van de aandeelhouders terecht.
Petitie om aan parlement wetswijziging te vragen
Huren, verwarming, eten, brandstof … de prijzen gaan door het dak. Het probleem is dat je inkomen niet aan hetzelfde tempo stijgt. De automatische loonindexering compenseert de stijgende kosten voor levensonderhoud niet volledig of onmiddellijk. En de loonmarge beloont niet het aandeel van de werknemers in de resultaten van hun onderneming.
De werkgevers verschuilen zich achter de wet van 1996 op het concurrentievermogen en weigeren te onderhandelen over loonsverhogingen die verder gaan dan de marge, die voor 2021 en 2022 is vastgelegd op 0,4%. Zelfs in bedrijven die grote winsten maken, verhindert de wet ons om verder dan tot daar te onderhandelen. Dus moeten we de wet laten veranderen. ACLVB, ACV en ABVV hebben een burgerpetitie ingediend op de website van de Kamer. Ze vragen de volksvertegenwoordigers
- een parlementair initiatief dat het recht op vrije, solidaire onderhandelingen over arbeidsduur en brutolonen herstelt, op alle niveaus (interprofessioneel, sectoraal, in bedrijven)
- de terugkeer naar een vrij onderhandelde indicatieve marge, in plaats van een wettelijke dwangbuis
- het volledige behoud van de automatische indexering van lonen en uitkeringen en van de baremieke verhogingen
We moesten met deze petitie minstens 25 000 handtekeningen inzamelen opdat de Kamer een debat zou aanvangen over de wet op de loonnorm. Dat minimumaantal handtekeningen hadden we al overschreden op 17 januari! We rekenen op jou om verder druk uit te oefenen op de parlementsleden. Als je het nog niet deed, onderteken dan op jouw beurt de petitie “Loonnorm” die je vindt op de nieuwspagina
van onze website.