IAO is duidelijk
De Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) heeft haar conclusies bekendgemaakt omtrent de klacht van de Belgische vakbonden in december 2021 tegen de loonnormwet. Ze kwam tot de vaststelling dat "het vermogen van de sociale partners om zelfstandig te onderhandelen over de ontwikkeling van het loonniveau in de particuliere sector aanzienlijk wordt beperkt". Kortom, de wet van 1996 brengt het collectief overleg in het gedrang.
De IAO vraagt daarom aan de Belgische regering “de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de sociale partners vrij kunnen beslissen over de criteria waarop zij hun onderhandelingen over de loonontwikkeling op intersectoraal niveau baseren en over de resultaten van deze onderhandelingen”.
Deze fameuze wet, die werd hervormd in 2017, legde een norm op van 0,4% voor de afgelopen twee jaar en zal waarschijnlijk voor de komende twee jaar een norm van 0,0% voorzien. Sinds de invoering van deze hervorming ijveren ACLVB en de andere vakbonden voor een terugkeer naar een indicatieve marge, waarbij over de lonen kan worden onderhandeld waar de bedrijfswinsten dat toelaten. Onze jongste acties in juni, september en november stelden met name deze eis voorop.
Hoewel dit advies van de IAO niet bindend is, vormt het een extra argument voor de vakbonden in deze eindeloze confrontatie met de regering. Ter herinnering: het is bijna 70 jaar geleden dat België Verdrag nr. 98 van de IAO inzake het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen heeft geratificeerd. Bovendien hebben vertegenwoordigers van de Belgische regering zitting in de Raad van Bestuur van de IAO. België is zelfs een van de 9 stichtende landen van de IAO.
De bal ligt dus in het kamp van de regering. Wij wachten op de opvolging van dit advies door onze leiders. Deze wet, met haar berekeningsmethode, maakt het onmogelijk om een sociale dialoog te voeren over loonstijgingen buiten de indexering om. Gezien de koopkrachtcrisis die we doormaken, is het hoog tijd om wijzigingen aan te brengen in de wet op het concurrentievermogen; die moeten de portemonnee van de Belgen vrijwaren, en een stimulans vormen voor de consumptie en dus de economie.